meld door H. van Rollema (?). Te Leeuwarden, bij W. Eekhoff. 1841. In kl. 8vo. 171 bl. f : - 90.
Bij al de geleerde onderzoekingen en menigvuldige verhandelingen over de Geschiedenis en den vroegeren en lateren toestand van ons Vaderland is het reeds lang aangemerkt, dat die onderwerpen tot dusverre te weinig op eene eenvoudige en bevattelijke wijze voor het volk of den burgerstand zijn behandeld geworden. Van zulk eene behandeling geeft het bij dezen aangekondigde werkje een uitmuntend voorbeeld, dat, vooral ook in onze talrijke provinciale Volks-Almanakken, die eigenlijk niet voor geleerden bestemd zijn, navolging verdient.
Een gepensioneerd opzigter, die de jaren zijner ruste in wetenschappelijke oefeningen te Leeuwarden doorbrengt, gaat in den jare 1750 voor drie dagen een voetreisje doen door de oostelijke omstreken zijner woonplaats. Nadat hij den Zwarteweg ten einde gewandeld is, bezoekt hij Tietjerk, Suawoude, Garijp, Suameer, Oostermeer, Eestrum en Bergum, de hoofdplaats der Grietenij, en keert van daar over Hardegarijp, Rijperkerk, Giekerk, Oenkerk en Oudkerk terug. Zijn weetlust spoort al de bijzonderheden en geschiedkundige herinneringen der bezochte plaatsen op; en belangrijk is vaak het verhaal, dat hij wegens de geschiedenis van sommige personen en zaken zoo ongekunsteld weet uit te lokken. Reeds in den aanvang ontmoet hij een' vischer, die hem zijne krijgsbedrijven verhaalt onder den edelen Prins jan willem friso, van wiens ongelukkigen dood hij getuige was geweest en waarvan hij op eene roerende wijze spreekt. Elders wordt hem eene volledige levensbeschrijving van georg schenck van toutenburg, Spaansch Stadhouder in Friesland, medegedeeld; terwijl hij verder zelf de geschiedenis van het klooster Sigerwolde verhaalt. Te Oostermeer geeft de Staatssecretaris jetse van sminia hem eene beschrijving van den oorsprong en de waardigheid van Grietman en van het verdere plattelandsbestuur in Friesland. Vooral belangrijk is in dit werkje de geschiedenis van het Bergklooster en van het dorp Bergum, deszelfs vroegere Stinzen en vermaarde mannen, waaronder menno Baron van coehoorn
uitvoerig en loffelijk vermeld wordt. In één woord, (want wij kunnen al de merkwaardige geschiedkundige onderwerpen, welke hier behandeld zijn, niet vermelden) dit werkje bevat zooveel belangrijks en is op zulk