stelling harer gezondheid, eene reis langs den Rijn, en de volksverhalen, overleveringen en legenden leveren eene rijke stoffe op, die door den Schrijver hier wordt bewerkt, en eene groote afwisseling aan de schildering van natuurtooneelen en aan de innige liefde der beide romanpersonen geeft. Daarbij heeft bulwer zijn tooneel met Elfen bevolkt, die dichterlijke schepselen der verbeelding, die zoo wel in Duitschland als in Engeland te huis behooren. Rec. weet wel, dat het oordeel over dit laatste zeer ongelijk kan zijn; maar wat hem betreft, hij verlustigde zich gaarne in deze bevallige tooverwereld, die voor den Engelschen lezer door de stukken van shakspeare eene zekere waarheid heeft verkregen, en hij vindt de hoofdstukken, waar deze denkbeeldige wezens eene rol spelen, op verre na niet de minst behagelijke. Het spijt hem zelfs, dat de Vertaler een paar hoofdstukken daarvan heeft weggelaten. Hij had hem daarvoor liever de redeneringen geschonken, waar bulwer met het hem gewone
egotisme over het auteurschap spreekt; het onderwerp, waarop hij in zoo vele zijner romans terugkomt. De oordeelvellingen over ons land hadden ook gerustelijk weggelaten of gewijzigd kunnen worden.
Doch dit neemt niet weg, dat Rec. het boek met veel genoegen heeft gelezen en er veel fraais in vindt. Het is ter vertaling in goede handen gevallen, en niet dikwijls vindt men fouten gelijk bl. 65, zich bemoeijen om iets te doen. Onder de best gelukte stukken rekent Rec. de Elfen-geschiedenissen, het meisje van Mechelen, de deugden op reis, de vrijaadje van Mr. reineke, enz.
Wij wenschen van harte het boek vele lezers, en den lezers vele aangename uren.