Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
Nederlandschen Muzen-Almanak. XXIVste Jaar. Te Amsterdam, hij J.H. Laarman. f 3-50.Voor het eerst verschijnt deze oudste onzer pracht-Almanakken na den dood van deszelfs voormaligen Redacteur immerzeel. Het levensberigt van dien Dichter, die zich omtrent dit jaarboekje, en ook daardoor jegens de vaderlandsche poëzij, zeer verdienstelijk heeft gemaakt, is evenwel zeer kort, en naauwelijks meer, dan een oppervlakkig courantenartikel. Ons dunkt nog, gelijk wij reeds bij de vroegere vermelding van staring's levensberigt te kennen gaven, dat de Muzen-Almanak juist de plaats was, om de gedachtenis te bewaren van overledene Dichters, gelijk het gelaat van de nog levenden. Wij zouden het den kundigen beets, of wie zich anders met deze taak had willen belasten, dank hebben geweten, indien hij iets meers en beters over immerzeel hadde medegedeeld. Want men kan daarvan niet zijn teruggehouden door het denkbeeld, dat het proza hier niet te huis behoort. Bijna een derde van den Muzen-Almanak wordt ditmaal door een prozastuk ingenomen. Dat is nu wel een stuk van Mejufvrouw toussaint, die zich in den laatsten tijd vooral door haren Roman: het huis Lauernesse eenen gevestigden roem heeft verworven; maar het is toch eene groote afwijking van het oorspronkelijke doel dezes Almanaks, en van hetgeen, waardoor dezelve zich bepaaldelijk van andere pracht-jaarboekjes plagt te onderscheiden. In hoeverre men daaraan wèl hebbe gedaan, zal de tijd leeren; wij vreezen, dat men er zich niet wèl bij bevinden zal, en het een middel te meer worden, om dit jaarboekje al verder te doen afwijken van hetgeen het eigenlijk wezen moest, en vooral in zijne eerste jaren geweest is. Op zichzelf betwisten wij niet, dat het rustuur van den Kardinaal ximenes der pen van de bekwame Schrijfster eer aandoet, maar hier achten wij het verkeerd geplaatst. Haar portret vergezelt haar werk; over het gelijkende kan Rec. niet oordeelen; evenmin over dat van den Dichter heije, waarmede de Almanak ditmaal pronkt, en die zich deze eer door vroegere voortbrengselen niet onwaardig heeft getoond, gelijk hij zijne plaats hier handhaaft door een bevallig gedicht aan een jong Meisje, en eenige gewijde Liederen, met welke laatste deze verzameling geopend wordt. Zij ademen hetzelfde gevoel, dat ook in hetgeen hij elders | |
[pagina 39]
| |
(b.v. het Maanlicht in het straks te vermelden No. 3) levert, is op te merken. Alleen zij het ons vergund aan te merken, dat het 2de, 7de, en 10de dezer gedichtjes geheel het eigenaardige karakter van liederen missen. Beeloo onthaalt den lezer op een fraai gedicht aan de Ridderzaal op het Binnenhof te 's Gravenhage, waarin hij zich beklaagt, dat dit eerwaardig overblijfsel van vorige tijden, dat getuige was van de ridderpracht der middeleeuwen, en van cats vroom dankgebed in 's lands hoogste vergadering, thans dient ‘ter offerdienst aan een handvol goud,’ en ‘de winzucht in haar laagst, afschuwlijkst kleed, die, goud belovend, 't brood der armen eet.’ Dezelfde Dichter geeft een geestig Wijnlied. Boxman, eene loffelijke uitzondering makende op velen, die vóór vijftien en twintig jaren dit jaarboekje opluisterden, en nu hunne lier aan de wilgen of, prozaïscher, aan den spijker hangen, - boxman dan geeft een regt fraai, gevoelig, hartelijk, om het met een geijkt woord te zeggen, studentikoos vers, voorgedragen aan den vijfentwintigjarigen herinneringsmaaltijd der Leidsche Jagerkompagnie van 1815. Ledeganck, Mevrouw courtmans en prudentius van duyze offeren in België aan de Nederlandsche Muze; wij zullen nu het vroeger daaromtrent aangemerkte niet herhalen, maar verblijden er ons over, dat de laatste het feest van de ruyter, te Vlissingen gevierd den 25 (niet 5) Augustus, herdacht. Warnsinck, die in het Schoone en Goede een lief gedicht aan Duin en Daal deed plaatsen, beschenkt de Muzen met een niet minder fraai op de slooping van vondel's woning te Amsterdam. S.j. van den bergh geeft dit jaar bijzonder bevallige stukjes. Dat aan de Moeder van een blind Kind is roerend; de Vervulling en Verlangen (Aurora), en de Vlinder (Schoone en Goede) zijn zeer zuiver. Mr. j. van lennep toont zijne kunst aan de beschrijving van den loop der Dusse langs het Hol van Neander. Wij hebben nooit kunstiger vers gelezen. ... baant zich al glijdend,
Den weerstand vermijdend,
Of moedig bestrijdend,
Van boei zich bevrijdend,
De heuvlen doorsnijdend,
Zijn bedding verwijdend, enz.
| |
[pagina 40]
| |
Krioelend en woelend
En borrlend en morrlend
En gonzend en bonzend,
en zoo gaat het meer dan tweehonderd woorden voort, waarbij vader cats met zijn: Niet al te groot, niet al te klein,
als in het niet wegzinkt. Dit moge nu geen hooge dichterlijke gloed zijn, het is dan heerschappij over de taal, maar in allen gevalle over eene rijke taal; en wij hopen niet, dat ook deze aardigheid hare navolgers vinde. Beets doet in Bruids Tranen aan bilderdijk's zoetvloeijendheid in zijne beste zachte stukjes denken, en spant in Jeremia de snaar der Bijbelpoëzij, gelijk hij (in No. 3) Rebekka's uittogt bezingt. Tollens, wiens zoon hier en in robidé van der aa's jaarboekje optreedt, geeft, met loffelijken voorgang aan andere kunstgenooten, ook nog aan de Muzen een gemakkelijk rollend versje ten beste; terwijl ter haar een gespierd gedicht in zijne stoute Alexandrijnen op de beeldtenis van den beruchten strauss geeft, en elders (in No. 2) voor de Armen spreekt. Den Marquis de thouars ontmoeten wij hier, en vooral in de Aurora, vrij van brommende Kraftsprache, hem anders niet vreemd. De plaatjes bestaan, behalve de twee reeds genoemde portretten, in eene gravure naar een wintergezigt van schelfhout, jochebed, mozes nederleggende aan den Nijl-oever, en een tooneeltje uit de Roos van Dekama (deodaat door reinout verwond, I. 326). Beide zijn van een paar regels vergezeld, het eerste uit het dichtstuk van bogaers, het andere uit den Roman. Zoo heeft ook | |
Aurora, uitgegeven door Mr. J.I.D. Nepveu. Te 's Gravenhage, bij K. Fuhri. f 4-90.iets soortgelijks in eene plaat naar eene plaats uit walter scott's Woodstock: Albert lee van Ditchley voor cromwell. Zoo komen wij tot dit jaarboekje, waaraan alles, wat naar een Kalender gelijkt, even als vroeger, geheel ontbreekt. Aurora dan verschijnt ten derdenmale, en is vooral de | |
[pagina 41]
| |
minste niet der pracht-Almanakken in poëzij en proza; het is ook de duurste. Van het dichterlijke gedeelte vinden wij niets, dat beneden het middelmatige te rekenen is; veel, het meeste verheft er zich boven. De nu reeds overleden van der hoop opent den trein met eene zoogenoemde Fantazy bij het graf van willem I, niet geheel vrij van dat fantastische, dat wij altijd als Romantieke excentriciteiten in hem afkeurden, en wegens het vele dichterlijke in 's mans voortbrengselen bejammerden. Ten kate geeft oude Liederen en nieuwe verzen; onder de laatsten beviel agnes van der sluis ons, om den inhoud, verreweg het minste. Ons hinderde des jongen Dichters uitspraak uit de hoogte (hem ook op andere punten niet vreemd) over het huwelijk van Graaf floris V met deze moeder van witte van haamstede. Bilderdijk moge hem in die stelling zijn voorgegaan, wij gelooven, dat de geleerde man in zijne verschillen met alle historici en kronijkschrijvers ongelijk had; maar al ware dit niet zoo, dan zal de Heer ten kate nog wel zeer onbevoegd zijn om te zeggen: ‘het zou een dwaasheid zijn, dit huwelijk nog langer te ontkennen.’ Zulke apodictische dingtaal voegt geen jong mensch; en wanneer hij den Letterbode van 1825 aanhaalt, dien wij nu niet bij de hand hebben, komt dit zeer zonderling voor, daar wij ons vrij zeker meenen te herinneren, dat de brieven over witte van haamstede juist het Bilderdijksche gevoelen bestrijden. Overigens plaatst in des Heeren ten kate's gedicht de heldin zichzelve in een zeer dubbelzinnig licht, wanneer zij, de tegenwoordige gade van haamstede, aan floris (van wien zij zich om staatkundige redenen had laten scheiden) schrijft: .... U omhels ik in zijne (haamstede's) armen;
U gold de kus, dien ik zijn lippen schonk, enz.
waar de Dichter zeer naïf bijvoegt: Was 't zonde?
Wel wis en zeker, en geheel niet in den geest dier wel ruwe, maar op het punt van huwelijkstrouw zeer zedelijke tijden. Indien agnes de echtgenoot van floris geweest ware; indien zij, van hem gescheiden, later aan haamstede hare hand hebbe gegeven, dan zou zij de gedachte aan den Graaf | |
[pagina 42]
| |
uit haar hart verbannen hebben, of, dit niet kunnende, liever ongehuwd zijn gebleven, des noods in een klooster gegaan, dan den tweeden man ‘de hand geven zonder het hart.’ En als binnen de heilige muren der kloostercel haar de gedachte aan aardsche liefde voor floris hadde vermeesterd, dan mogt zij eenen brief aan den Graaf schrijven in den geest van dien aan areilard, welken pope aan heloïze in de pen legt. Het gansche gedicht, hoewel op zichzelf niet van schoonheden ontbloot, is dus, ziel- en geschiedkundig, een zeer ongelukkige greep. Wat beteekent ook: God heeft den wind 't geschoren lam verzacht.?
Wat is een heldenarm, die eene vrouw omklinkt? En is het fraai, verrader tot verraar in te korten! - Een der oude Liederen gaat van een plaatje vergezeld, en wordt ontsierd door eene leelijke drukfout: Molenaarsroosjen voor Molenaars Roosjen. Greb bezingt het geluk van den echtgenoot en vader; dit onderwerp is juist niet nieuw, maar de uitvoering veel eenvoudiger en natuurlijker, dan wij het van hem gewoon zijn. Dat ‘vergeten van hemelvreugd’ voor hetgeen op aarde bindt aan gade en kroost, is wel wat heel poëtisch. Meppen toont weder zijne bekwaamheid in jamben; ter haar's uitstekende vertaling uit het Fransch is boven reeds genoemd; van lublink weddik heeft men een krachtig gedicht op de lijkpraal van napoleon te Parijs; van kisselius eene fiksche, maar bijster klein gedrukte vertaling van eene fraaije plaats uit het Paradise lost (IV: 409-503). Onder de nieuwe Dichters merkten wij dorbeck op, die hier optreedt met een vers: elia; niet onverdienstelijk; maar waar leest men van het hairen kleed, dat ons eerst aan johannes den Dooper deed denken? Is den volke redden een goede derde naamval? Profeets op rees een zuiver rijm? Deze Dichter schijnt jagt te maken op navolging van eene nieuwe school, bij wie het welluidende en afgewerkte (geacheveerde) opgeofferd wordt aan het kunstmatige, alsof de hoogste triomf der poëzij bestond in het te boven komen van materiéle moeijelijkheden. Van het Proza - want wij kunnen alles niet aanduiden - is het eerste en uitvoerige ste: een bidders oproer, van den Redacteur, die eene soort van Romannetje vastknoopt aan het door wagenaar (Amsterdam, II. 6. 195, en Vad. Hist. XVI. 306). verhaalde | |
[pagina 43]
| |
nopens zekeren opstand te Amsterdam over het Reglement op het begraven en het tarief der aansprekers. Wij zien niet, wat fraais er in deze kroeg- en plundertooneelen zij, om, hoe natuurlijk ook verhaald, in eenen pracht-Almanak aan te bieden. Van lennep beschrijft geestig en onderhoudend zijne ontmoetingen op een reisje van Amsterdam naar Parijs. Leycester te Alkmaar is van Mejufvrouw toussaint, en de voorlooper van een' Roman. Heldring geeft een paar teekeningen naar het leven; parabels, van gezochtheid niet vrij te spreken. Klikspaan deelt een togtje mede op zee, maar klikte verleden jaar aangenamer van de heele lieve soirée. En nu het plaatwerk. De uitgever geeft ditmaal niet enkel Engelsche platen, maar ook, behalve den titel, twee uitmuntende Hollandsche staalgravures, die het stift van couwenberg en van lange alle eer aandoen, en den wensch verlevendigen, dat de uitgever in een ruim debiet aanmoediging erlange, om, ondanks hetgeen hij tot verdediging, of liever verontschuldiging, van het vroeger geheel en nu ten deele gevolgde niet te onregt zegt, meer en meer ook door het plaatwerk zijn jaarboekje te nationaliseren. - Er steekt iets kluchtigs in de soi-disant binders aanmerking nopens het plaatje bij Minverwijt, alsof men wilde diets maken, dat dit Engelsche plaatje bij vergissing zoo ongelijkvormig aan het versje gecostumeerd ware! - Het facsimile van bellamy's handschrift is, nu ja, van bellamy, maar 't is een zeer onbeduidend briefje. Waarom dan niet liever een dichtstukje van hem genomen, zoo als de Zeeuw vóór eenige jaren deed? Hetgeen over dat briefje, en over dat rijmpje van Zélandus (wat zou zijn scherp vernuft gezegd hebben, indien men het bij zijn leven gedrukt had!) gezegd wordt - le jeu ne vaut pas la chandelle. Intusschen Aurora is en blijft een regt fraai jaarboekje. Wil men intusschen een goedkooper, dat ook zeer netjes is, men neme dan: | |
Almanak voor het Schoone en Goede. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. f 1.80.Zoodra wij dit jaarboekje openslaan, vinden wij daarin nogmaals een Romanplaatje, de ontmoeting namelijk van ottelyne en den Vicaris (Huis Lauernesse, II. 307.) De Schrijfster van | |
[pagina 44]
| |
dien Roman heeft ook voor dezen Almanak hare pen versneden (de vriend van stalen pennen vergeve ons deze ouderwetsche uitdrukking!) in het kanten Bruidskleed. Julius en Emma is een verhaaltje van den Redacteur, dat wel niet magtig veel beduidt, noch ook aan te groote waarschijnlijkheid laboreert, maar toch welgeschreven is. Mijn Oudoom en zijne Dochter, door daghenredt, van eenen pas beginnenden, ons althans niet bekenden Schrijver, die bij oefening nog kan winnen, en mede op geen onwaarschijnlijkheidje ziet. De bladvullingen van kieft zijn ten deele zeer vernuftige gedachten. Enkele dichtstukken noemden wij boven reeds. Van de nog niet genoemden is de Zwanenridder van Mr. a. telting een der fraaiste. Het herinnert in fikschen verhaaltrant hier en daar aan staring, en dit is niet weinig gezegd. Kerkhoven, withuys, lesturgeon, brester en anderen gaven mede iets. Eenige trouwe comparanten misten wij hier zoo wel als elders; zelfs de Muzen-Almanak mist eene bijdrage van des Redacteurs vriend hasebroek. Clavareau geeft den beminnaren van Fransche verzen hun zin. Overigens is het geen minachting voor dezen netten Almanak, die ons kort doet zijn, maar de drang der zich aan weinige bladzijden gebonden vindende noodzakelijkheid. Ook heeft goede wijn geen krans noodig. Van | |
Christophilus. Christelijk Jaarboekje; proza en poëzij, bijeengebragt door onderscheidene Godsdienstvrienden. Te Nijmegen, bij J.F. Thieme. f 3.60,ontvingen wij den tweeden Jaargang. Eigenlijk is het evenmin een Almanak als Aurora zulks is, want niets dan de titel: voor 1842, duidt aan, dat het een jaarboekje is. De inhoud is afwisselend in proza en poëzij. Alles op te noemen wordt evenmin van ons gevergd als het noodig is. Een stukje over Christelijke Feesten en Gedenkdagen van a. verwijs staat in een jaarboekje regt op zijne plaats, en vervult den wensch, dien wij verleden jaar uitdrukten. De invloed der Vrouw op de zedelijkheid des Mans wordt door a. radijs in het voorbeeld van david en abigaël geschetst, en gaat van een fraai plaatje vergezeld. Trouwens dezen naam verdienen al de drie staalgravures, van welke de belijdenis van 's Heilands discipelen: gij zijt de Christus, de Zoon van God, en maria (het laatste het minste) de anderen zijn. Alleen, hoe dikwijls moeten onze kunstenaars herinnerd worden, dat | |
[pagina 45]
| |
Oosterlingen zich nooit blootshoofds vertoonen? De graveur van jochebed in den Muzen-Almanak heeft het beter begrepen. Men bekomt alzoo één plaatje en eenen zoogenoemden porseleinen titel minder, dan verleden jaar. De prijs is echter, bij nagenoeg gelijke bladzijden letterdruk, slechts 40 c. minder. Maar wij dwalen van den inhoud af. J.e.d. v [oogt?] geeft een lezenswaardig stukje over Gen. V, hetwelk, uit een stichtelijk oogpunt, met de op het oog hiervoor onvruchtbare geslachtregisters in den Bijbel verzoent. Pyzel iets over den invloed der Godsdienst op het huiselijke leven. W. moll een stukje over de zinnebeelden, die de oude Christenen op hunne graven plaatsten, als uitdrukking der wijze, waarop zij den dood beschouwden; waarop welligt iets af te dingen en omgekeerd iets bij te voegen ware. Ook hasebroek levert iets, maar niet in versmaat, gelijk wel gedaan wordt door tollens, ter haar, p. moens, van harderwijk, ten kate, adama van scheltema, van den bergh, bierman en andere min bekenden. Ook dit, in eenen milden Christelijken geest geschreven jaarboekje zal ongetwijfeld door gunstige opname en goed vertier de losse beschuldiging helpen wederleggen, dat er in de hoogere standen der maatschappij tegenwoordig weinig godsdienstig gevoel bestaat. En wij raden de Redactie, die zich over gebrek aan bijdragen niet te beklagen schijnt te hebben, niet enkel op het stichtelijke, schoon altijd hoofdzaak, maar daarbij ook op het smaakvolle te zien. Door het uiterlijke op het innerijke te werken, was het doel der uitgave van het jaarboekje. Dit denkbeeld besture niet alleen de pers van den drukker, het stift van den graveur, de hand van den binder, maar ook hoofd en hart van den verzamelaar in het uitkiezen. Wij willen nu niet aanwijzen, wat in dit opzigt ons minder beviel, maar oplettendheid op vorm, zoo wel als op stof, ernstig aanbevelen. Het midden tusschen pracht- en meer gewone Almanakken wordt gehouden door: | |
Juventa. Almanak voor jonge lieden van beiderlei kunne. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beyerinck. f 1-80.Proza en versjes, geschikt voor de jeugd; onder de laatsten ook Fransche van clavareau; maar 't is ook geen Almanak voor kleine kinderen. De plaatjes zijn lief, maar worden, immers voor 't meerendeel, door den uitgever ten twee- | |
[pagina 46]
| |
denmale ter markt gebragt. Het eerste gaf hij in den Almanak voor het Schoone en Goede, 1830; het tweede, ald. 1840; het derde, ald. 1839; het vijfde in van baalen's door hem in 1838 uitgegeven Reistogtje in Schotland; alleen het vierde is ons vreemd. Zoo is het gemakkelijk en goedkoop, prentjes te leveren. Eer wij nu tot de, sit venia verbo! Dii minores van 1842 komen, hebben wij nog met een paar ‘oudjes’ te doen. Dat zij zich niet eerder vertoonden, was, althans van den jongsten, hunne schuld niet; zij hadden eene verre reis te doen, en schijnen die, althans naar Referent, zamen te hebben afgelegd. Wij willen ze dien togt niet vergeefs hebben laten maken. Zij komen heel uit de Oost, en heeten: | |
Lakschmi, Jaarboekje voor 1840. Hetzelfde voor 1841. Beide te Batavia, bij Cijfveer en Comp.Een woord van aanmoediging zij genoeg. Het kalenderwerk is kort, en bestaat, behalve de gewone dag- en maandtafel, Eclipsen, enz. in opgaaf van jaartelling en feestdagen der Mahomedanen, der Chinesche maanden en feesten, der markten bazar-dagen, en de reductie tusschen zilveren en koperen guldens. Als eerste poging tot het geven van eenen Almanak voor den beschaafden stand in onze O.I. bezittingen, ontvingen wij ze met genoegen. Proza en poëzij zijn gepast. Wij wenschen der Redactie verder den besten uitslag op hare poging, en goede medewerking aan een jaarboekje, dat den naam draagt naar de Godin der bevalligheid in de Fabelleer der Hindo's. Het hier gegevene te beoordeelen, zou post festum (in 't gemeene leven vijgen na Paschen) zijn. Wij komen alzoo tot de thans gesaisonneerde Almanakken. | |
Nederlandsche Volks-Almanak. XIde Jaar, te Amsterdam, bij J.H. en G. van Heteren. f : - 75.Een Almanak, waarin een onuitgegeven dichtstukje van bilderdijk voorkomt, waaraan p. moens, jacob van dam, brester, ten kate, vinkeles en anderen hunne bijdragen niet onthielden, is ongetwijfeld met 184 bladzijden Mengelwerk en vier steendrukplaatjes van backer (het laatste is vooral inderdaad schoon) 75 centen waardig. Dorbeck, dien wij boven als Dichter aantroffen, treedt hier als Prozaschrijver op in Berchtha, waaruit wij, ter proeve van | |
[pagina 47]
| |
opgepronkten stijl, het volgende eens willen mededeelen: ‘De zon had reeds lang de glanzige krijstalbolletjens van de brallende (?) bloemtjens en trillende blaadtjes weggekust - het was reeds middag geworden. Het droeve zonnetjen schoot hare matte stralen op de ruischende kruinen der eiken,’ enz. Is 't niet le francq van berkhey getopt en gedraaid? Het verzonken Slot, anders geen kwade Romance, is merkwaardig door zijne stoute inkortingen, b.v. plots voor plotselijk, en bit voor gebit. Zoo heeft een ander (hofmeijer) in een prozastukje nog wel van muilezel muil gemaakt. Wij wachten eerlang gevaar en rumoer tot vaar en moer verkleind. Volge, want als wij ons niet bekorten, bekomen wij dit verslag terug met de apostille van de Redactie, dat het ter plaatsing veel te uitvoerig is; volge alzoo | |
Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen. XIIde Jaar. Te Hoorn, bij Gebrs. Vermande. f : - 60.'t Wil ons toch maar niet regt bevallen, dat proza en poëzij zoo afzonderlijk in 't gelid blijven staan. Afwisseling zou, dunkt ons, blijgeestiger zijn. Het uittreksel uit de Reizen van bontekoe is niet blijgeestig, en daarom hier niet regt te huis. Het Grafschrift, bladz. 161, is ons, na veel sloovens en bekijkens, even onverklaarbaar gebleven, als het op het eerste gezigt was. De inhoudsopgave zegt ons, dat de sleutel met het grafschrift zelf afzonderlijk tegen 12½ c. bij de uitgevers verkrijgbaar is. Indien dit nu eene aardige foppaadje is, ten einde nog eenig bruggegeld der nieuwsgierigheid op den koop toe op te doen, dan is de vond eenen Almanak voor blijgeestigen waardig. Wij wagen vijf groot aan 't ontbieden van het geheimvol blaadje. | |
Momus en Satyr. Te Gorinchem, bij A. van der Mast. f : - 80.Wij voegen dezen bij de Blijgeestigen, omdat beide zoo al op hetzelfde aanbeeld slaan. Wij willen den nieuweling kortelijk aanmelden. Zijne uiterlijke gedaante is 12mo; de druk goed; één plaatje slecht, het andere redelijk; de redactie ongenoemd; de inhoud meest van eenen vrolijken aard. Hij hoopt met welwillendheid ontvangen te worden; en wij raden ieder, dat te doen, want hij belooft, alsdan uit dank- | |
[pagina 48]
| |
baarheid, zooveel in hem is, te sparen, wie slechts eenigzins gespaard kan worden. Reden genoeg, ook voor ons, om hem niet hard te vallen. Maar dat zou buitendien niet behoeven. Momus is puntig, maar niet scherp; waar hij vertelt, doet hij het onderhoudend. Wij hopen hem weder te zien. De | |
Almanak voor Dienstboden. IIIde Jaar. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. f : - 40.is en blijft regt gepast voor den stand, waarvoor hij bestemd is. In voorbeelden spreekt men best tot menschen, die aan geene afgetrokkene redenering gewoon zijn. Wij zouden het meeste wel iets godsdienstiger wenschen. Deze Almanak wil in de keuken niet zoozeer vermaken, als veelmeer nuttig zijn voor verstand en hart, ook door onderhoudende lectuur. Maar iets meer Christelijks zou er daarom geen kwaad aan doen. Heldring is weder overdreven, gelijk hij in alles, wat hij schrijft, wezen wil. Door overdrijving wordt echter de beste zaak bedorven. Een woord van aanmelding behoeft slechts de | |
Bijbelsche Almanak, uitgegeven door het Nederlandsch Godsdienstig Traktaatgenootschap. Te Amsterdam, bij C.A. Spin. f : - 10.‘Terwijl het getal van veelsoortige Almanakken thans overgroot is en nog jaarlijks toeneemt, is het ons eene groote dankstof, dat gij ons eenvoudig jaarboekje niet versmaadt. Wel verre van door anderen verdrongen te worden, neemt deszelfs verspreiding gedurig toe.’ Daarover verheugen wij ons. Wij besluiten ditmaal met: | |
Nuttige en aangename Tijdkorter in ledige oogenblikken, of Almanak; door A. Hazelhoff. Te Groningen, bij A. Hazelhoff. f : - 25.Vader hazelhoff berigt ons, door welwillende hulp in staat gesteld te zijn, om dezen dertigsten jaargang van zijnen Tijdkorter weder zelf uit te geven. Door aanprijzing van dit eenvoudige jaarboekje werken wij gaarne mede tot bevordering der eerlijke winst van den ouden man. |
|