de aandacht en belangstelling; sommige tooneelen zijn zelfs uitmuntend bewerkt, b.v. de uitval der belegerden op het hooren van den bevrienden tromslag, listiglijk nagebootst door rennenberg; het gesprek tusschen dezen en den monnik, waarin de laatste zijne geschiedenis verhaalt; de bevrijding van den spion door maria, enz. In hoeverre de Schrijver een ‘in de 16de eeuw te Deventer gedrukt verhaal van het merkwaardige beleg van Steenwijk’ letterlijk, gelijk hij zegt, gevolgd zij, kunnen wij, bij mangel van dat, ook niet nader aangeduide verhaal, niet beoordeelen. Volgens zijn zeggen zouden bijna alle zijne personen historisch zijn.
Hoop (verwachting) mannelijk, bladz. 12; belegerden voor belegeraars, bladz. 47; herkende voor erkende, bladz. 67; wel zoo veel dan voor als, bladz. 152, en de zonderlinge superlativus verhitste, bladz. 162, zijn de voornaamste misstellingen, die wij aantroffen.
Tot de zonderlingheden, die ons evenwel niet behaagden, rekenen wij de keuze der motto's, die meest in vertalingen uit Latijnsche Schrijvers bestaan; alsmede de gril, om het titelvignet boven den titel zelven te plaatsen.
Wij moedigen den Heer storck aan, om op den ingeslagen weg, met oefening van zijn talent, voort te gaan. Wanneer hij dan eens een ander plan maakt, doe hij het niet zoodanig, ‘dat geen dusgenoemde held of heldin in zijn, verhaal eene hoofdrol spelen kan.’ Onwillekeurig komt men daartoe toch; ook storck is er, gelijk wij boven zagen, toe gekomen. En wij houden het daarvoor, dat, wanneer hij eens een ander tijdvak kiest, dan uit den, ook al zoo dikwijls behandelden, tachtigjarigen strijd, en zichzelven aan minder belemmerende voorwaarden bindt, het schrijven van eenen onderhoudenden, veelzijdig verdienstelijken historischen Roman, niet boven zijne krachten is.