Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Volkslied. Aan Koning willem II, na Hoogstdeszelfs Reis door de verschillende Gewesten des Vaderlands. (Wijze: Te souviens tu.) De Koning leev! Bij 't bloeijen van den vrede, Sla Hij 't bestuur met zorg en ijver gâ! ‘De Koning leev!’ riep duin en strand en reede, En de Echo baauwt die blijde klanken na. ‘De Koning leev!’ riep stad en land te gader, En nog weêrgalmt die eigen jubelkreet. Der zwakken steun zij Hij, der weezen vader, En aller hart zweert Hem den duursten eed. Die eed van trouw, Oranje toegezworen, Zal waarheid zijn bij 't laatste nageslacht. Het was geen klank, in de ijdle lucht verloren, Toen hart en mond den Koning hulde bragt. Roept ons de wet om onze trouw te staven, Niet vruchteloos klink' Willem's oorlogskreet! Dan strijdt het kroost op zijner vadren graven, En aller hand volbrengt den duursten eed. Dat wetenschap, dat kunst en handel bloeijen, En ons de vreê haar' milden zegen schenk'! Maar mogten weêr de staatsorkanen loeijen, Wij volgen dan des Konings eersten wenk. Herleeft de krijg, de Held zal ons geleiden, Die meer dan eens zeeghaftig met ons streed, Voor wien we alom gebloemte en palmen spreidden: Wij zwoeren trouw, en heilig is onze eed. Augustus, 1841. a.f. sifflé. Vorige Volgende