Jammerlijk bijgeloof in de XIXde eeuw.
(Woordelijk vertaald uit de Berliner Allg. Kirchenzeitung van 5 Junij l.l.)
‘Wij hebben reeds in 't verleden jaar gewag gemaakt van eene tot hiertoe nog niet bekend geweest zijnde gestigmatiseerde, waarvan men in het Oostenrijksche veel sprak. Pater anton turner, te Ofen, heeft thans eene levensschets van haar uitgegeven, van welke in de Darmstadter allgemeine Kirchenzeitung het volgende medegedeeld wordt:
Maria dominica lazzari is den 16 Maart 1815 te Trient geboren. Hare moeder was reeds 51 jaren oud, toen zij haar ter wereld bragt. Haar vader was molenaar. De menschen waren zeer arm, en leden vaak gebrek. Van haar zesde jaar af leidde de Heere zijne bruid op den weg des kruises. Zij was eene bestendige martelares van hare kindschheid af tot nu toe. Haar eerste lijden bestond in ziekten, van welke zij wel van tijd tot tijd genezen werd, maar zij was toch meestendeels altijd krank. Haar tweede lijden kwam van Satan, door toelating Gods, wegens haar geduld; deze hare kwalen zullen eerst naderhand aan het daglicht komen. De derde soort van haar lijden kwam van de wereld, dat is van hare medemenschen, om hare godsdienstigheid en andere schoone deugden. Thans echter heeft de Heer het licht op den kandelaar gezet en zijne uitverkorene tot een licht voor de geheele wereld geplaatst. In 't jaar 1833 werd zij ziek, en gevoelde een hevig branden over het geheele ligchaam; kort daarna kreeg zij de hevigste pijnen in het hoofd, in de handen, in de zijde en in de voeten. Des winters behoefde men in haar vertrek nooit te stoken, want de koude was voor haar eene verkwikking. In 't jaar 1834 ontving zij de teekenen der wonden van christus aan hare handen en voeten en in hare zijde; in 1835 ontving zij de wondenteekenen der doornenkroon van christus; menigvuldig vloeit het bloed nu nog alle vrijdagen uit hare wonden, waarvan zich iedereen overtuigen kan; want van 1833 tot 1840, toen ik zelf, om er mij van te overtuigen, eenen weg van 200 uren gemaakt heb, zijn er reeds 20-30,000 personen geweest, Bisschoppen, Prelaten, Vorsten en Grooten, Priesters en leeken, en menschen van alle Natiën; derhalve (?) kan er geen bedrog plaats hebben. De Bisschoppen hebben in haar vertrek een altaar opgerigt, en vieren in hare tegenwoordigheid de heilige Mis. Zeer groote wonderen heeft de Almagtige aan zijne
uitverkorene gedaan, waarvan ik er slechts één, als een blijk van zijne almagt, wil opgeven. Den 4 Augustus 1838, ten dage van den heiligen dominicus, ontving zij de heilige communie; de