over uw voornemen zegevieren!’ - ‘Dan zult gij de goedheid hebben, van heden af uwe lessen te staken,’ hernam de oude heer, die over de voorspelling van den violist in geenen deele gesticht was. - ‘Zoo als gij verkiest; maar uw zoon is tot toonkunstenaar geboren, en zal het worden, hoe gij er u ook moogt tegenkanten.’ - De oude jouvenel, kwam nu niet meer in het huis van dalayrac; maar dagelijks bezocht de jonge nicolas zijnen leermeester, die met hem steeds van lulli, quinault, lambert, rameau en mondonville sprak. - ‘O mijn lieve kleine nicolas, wat beklaag ik u; uw vader zal u dwingen, afstand te doen van den roem, die u wacht; gij zult eens een obscure subdelegaat moeten worden.’ - ‘Neen, jouvenel, ik zal mijn' vader daarin niet gehoorzamen,’ hernam de jonge dalayrac; ‘ik word muzikant.’ - ‘Nu, dan geef ik u mijne beste viool tot geschenk,’ sprak de oude jouvenel; ‘wanneer hare snaren eens onder uwen krachtig geroerden strijkstok trillen, zult gij u misschien uwen eersten leermeester herinneren.’ - ‘Nooit zal ik u vergeten, mijn waarde jouvenel!’ - Weldra mogt nicolas, ingevolge een verbod van zijnen vader, zijnen ouden muzijkmeester niet meer bezoeken. Hij troostte zich daarmede, dat hij eenige door dezen uit Parijs medegebragte opera-stukken speelde. Op zekeren dag zeide zijn vader tot hem: ‘Mijn zoon, gij zijt nu veertien jaren oud; het wordt tijd, dat gij u een beroep kiest.’ - ‘Ik wil muzikant worden;’ en met deze woorden opende hij een kastje en nam er de viool van den ouden jouvenel uit. ‘Ziedaar mijn' trouwen vriend,’ riep
hij met geestdrift; ‘hij zal mij in het ongeluk troosten, en mij de dagen van geluk nog gelukkiger maken.’ Zijn vader rukte hem de viool uit de hand. ‘En ik zal het vervloekte ding verbrijzelen!’ Dit zeggende, hief hij reeds den arm op, om het instrument tegen den muur te slaan. - ‘Vader, houd op,’ riep de jonge dalayrac, ‘of ik stoot mij dezen dolk in de borst! Geef mij mijne viool; zonder haar kan ik niet leven; zij heeft aan jouvenel, mijnen ouden leermeester, behoord; ik heb hem beloofd, haar, als een pand zijner opregte vriendschap, in waarde te houden.’ - De onstuimigheid en ongeveinsde wanhoop van den zoon sloegen den toorn des vaders neder, die eindelijk begreep, dat hij nicolas van zijne roeping tot de toonkunst niet kon afhouden, en beloofde, aan zijne neiging geene verhin-