Zonderlinge wilsbeschikking en gelukkige vond.
Het volgende voorval is zoo waar, als het zeldzaam is. Eenige jaren geleden vonden twee heeren, die in het testament van eenen vriend tot volvoerders van deszelfs uitersten wil benoemd waren, onder zijne papieren de volgende aanteekening: 700 Pond st. in till.’ Zij zochten het geheele huis door naar dit geld, maar vruchteloos, daar zij niet begrijpen konden, wat dit woord till, hetgeen gewoonlijk de geldlade in eenen winkel beteekent, hier dan toch te beduiden had. Inmiddels verkochten zij het roerend goed van den overledene, ook eene boekverzameling, welke hij bezeten had, op de bestmogelijke wijze. Nog lang daarna spraken zij somwijlen onderling over de geheimzinnige aanteekening, welke hun zoo vele vergeefsche moeite gekost had; en op eens herinnerde zich daarbij een hunner, dat er onder de boeken van den afgestorvene ook eene folio-uitgave van tillotson's Leerredenen geweest was. ‘Wie weet,’ zeide hij, ‘of niet misschien onder het woordje till dat boek bedoeld geweest is!’ IJlings snellen zij naar den boekverkooper, door wien in der tijd de bibliotheek verkocht geworden was, en vragen hem, zoo bedaard mogelijk, of hij het door hem gekochte werk van tillotson nog bezat. Dit hun met ja beantwoord wordende, koopen zij het boek weder in, en, toen zij het nu naauwkeurig doorzoeken, vinden zij inderdaad, tusschen de bladen, banknoten ten bedrage van 700 pond. Nog opmerkelijker bij dit geval was het volgende: De boekverkooper verhaalde hun, dat een heer te Cambridge, die den catalogus had ingezien, hem last gegeven had, deze uitgave van tillotson aan hem ter bezigtiging toe te zenden. Dit had hij gedaan; doch, daar het boek