Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 156]
| |
Het beroep van den stenograaf.Ga naar voetnoot(*)Men kan zich naauwelijks een begrip maken, hoe moeijelijk de kostwinning van eenen stenograaf te Parijs en te Londen is. Vier of vijf uren achtereenvolgens blijft hij in eene soort van kooi opgesloten, die ter naauwernood groot genoeg is voor zijn' lessenaar; en in dit naauwe bestek moet hij met vliegende pen eenen redenaar bijhouden, wiens hoofdverdienste daarin bestaat, dat hij in den kortst mogelijken tijd het meest mogelijke getal woorden voor den dag brengt, daar dit ongelijk ligter valt, dan met weinig woorden veel te zeggen. Het is echter niet genoeg, dat hij de redenaars bijhoudt; hij moet hen ook begrijpen, en menigmaal begrijpen zij zichzelven niet. Gelukkigerwijs bezitten de stenografen de gaaf, om, goed of kwaad, de redevoeringen te verbeteren, verkeerd gebruikte deelwoorden uit den weg te ruimen, te stoute overgangen te effenen, en flaters tegen de taalregelen te doen verdwijnen. Des anderen daags ontvangt nu de redenaar de gelukwenschingen zijner vrienden, die hem verklaren, dat zijne redevoeringen nog bewonderenswaardiger voorkomen, wanneer men ze met beraden zin naleest, dan wanneer men ze van het spreekgestoelte hoort. Hoe kan dit ook anders zijn? De ongelukkige stenograaf weet er een liedje van te zingen. De stenograaf der regering tooit de adviezen der afgevaardigden van de ministeriéle zijde met eene menigte van bijvoegingen, welke op hen, die de zitting niet bijgewoond hebben, dikwerf eene ongeloofelijke werking doen. Ziehier een voorbeeld. ‘De afgevaardigde coquillard bestijgt het spreekgestoelte: “Mijne Heeren! (Levendige beweging van oplettendheid.) Ik zal de aanvallen van den vorigen spreker onbeantwoord laten (menigvuldige blijken van goedkeuring); niettemin moet ik verklaren, dat mijne wijze van zien met betrekking tot Engeland (hoort! hoort!) onveranderlijk is en derhalve nimmer veranderen zal.” (lang aanhoudende bijval.) De redenaar verlaat de tribune, en keert naar zijne zitplaats terug, terwijl hij op den weg | |
[pagina 157]
| |
derwaarts de gelukwenschen zijner talrijke vrienden ontvangt.’ Inderdaad echter heeft Mijnheer de afgevaardigde coquillard zijn paar dozijn woorden gesproken, zonder dat iemand in de kamer, de stenograaf uitgezonderd, het der moeite waardig geacht heeft, hem de geringste oplettendheid te schenken. De afgevaardigden hebben deze gelegenheid gebezigd, om een snuifje te nemen, of met elkander over de Spaansche effecten te praten, of aan andere dingen te denken. - De arbeid van den stenograaf is nog niet ten einde, wanneer eene redevoering in louter abbreviatiën op het papier staat. Daar de zetters deze hieroglyphen niet zouden kunnen ontcijferen, is hij gedwongen, dezelve in gewoon schrift over te schrijven; hiermede is tevens de correctie verbonden, welke de meeste sprekers zoo zeer behoeven. Vervolgens komt nog de revisie der drukproeven; iets van groot gewigt, vooral op dagen, waarop een zware parlementsveldslag geleverd geworden is. - Uit dit alles volgt, dat de arme stenograaf eerst des avonds ten 11 ure den tijd heeft zijn middagmaal te nemen. Bij geluk levert de zomer hem tijd van uitspanning en verkwikking. Zijne ontbinding houdt gelijken tred met de ontbinding der kamers. De vijfof zesmaandsche rust van den stenograaf wordt slechts dàn afgebroken, wanneer een Parijzenaar of een Londenaar zijnen vader of zijne moeder onder zoo dramatische omstandigheden vermoordt, dat de Fransche of Engelsche dagbladen verpligt zijn eenen snelschrijver naar het geregtshof te zenden; doch dit zijn gevallen, die niet dagelijks voorkomen. |
|