aangekondigde Stuk ons afgemaald; en alwat verder verschijnen zal, moet ons de daaruit ontstane kwijning en het bijna geheel te gronde gaan van ons Zeewezen schilderen. Tot aan 1713, hoe veel verval er was, is er nog altijd iets van de vorige grootheid overgebleven. In 1706 b.v. had het Gemeenebest nog in werkelijke dienst 30 schepen van 50-94 stukken, 5 van 36-44 st., 2 van 24 st., 2 branders, 2 bombardeerschepen, 2 hosp. en 4 beh. schepen, zamen 2216 stukken geschut, en bemand met 11547 koppen; terwijl de door Particulieren uitgeruste Commissievaarders of Kaperschepen zoo talrijk waren, dat er in hetzelfde jaar, alleen uit Middelburg en Vlissingen, 74 Commissievaarders voeren, te zamen voorzien van 1722 st. en 36 mortieren, benevens 11747 manschappen. Twee steden, geenszins de voornaamsten van ons Vaderland, konden toen nog zulk eene magt ten toon spreiden. Hoe groot was Nederland nog in den tijd van deszelfs verval, in vergelijking met de nietigheid, waartoe het tegenwoordig is afgedaald!
Met betrekking tot den filip van marnix, door den Weleerw. broes, blijven wij bij ons vroeger gevoelen. Men vindt er bij voortduring schrandere opmerkingen, en veel, dat van des Schrijvers belezenheid en oordeelkunde getuigt; maar, als geheel beschouwd, is het een werk zonder eenheid en orde. Indien des Auteurs naam, door bevorens uitgegevene schriften, niet reeds zeer gunstig ware bekend, zou hij met zulk eene verzameling, als zijne Voorlezingen over filip van marnix zijn, zijnen roem wel niet hebben gevestigd.
Zeer lezenswaardig is het tweede Deel van Mr. daam fockema's Schetsen van de Friesche Geschiedenis in het algemeen en wegens het Strafregt in het bijzonder; doch 's mans gehechtheid aan allerlei overleveringen en zijn geloof aan allerlei boeken van zekere wezenlijke of schijnbare oudheid, straalt ook hier weder door, en daarom mag de lezer wel telkens het voorgedragene toetsen, of het op genoegzame gronden steunt. Men weet, dat de zoogenaamde klaas kolijn algemeen voor onecht gehouden wordt. Maar telkens, b.v. bl. 244 en elders, wordt de hem toegeschrevene Rijmkronijk aangehaald, als een stuk, hetwelk volkomen vertrouwen verdient, ja naar welks uitspraak de Schrijver duistere punten in de Geschiedenis beslissen wil. Indien een Geschiedschrijver van een algemeen aangenomen