Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Vaderlijk LegaatGa naar voetnoot(*) aan zijne Dochters, door Dr. Gregory. Een Brief aan eene jonggehuwde Dame, door Mevr. Chapone. Naar het Engelsch. Te Dordrecht, bij van Houtrijve en Bredius. 1841. In kl. 8vo. VIII en 104 bl. f : - 90.Verstandige en liefderijke vermaningen en raadgevingen, door eenen liefhebbenden vader, die van zijne echtgenoote door den dood beroofd en in een' zwakken staat van gezondheid was, aan zijne beminde dochters gegeven, en dus eerst voor haar als zijne nalatenschap, en niet voor de pers bestemd, maken den inhoud van het welopgestelde Legaat | |
[pagina 665]
| |
van Dr. gregory uit. Zij loopen over Godsdienst, gedrag en wandel, vermaken, en voornamelijk over vriendschap, liefde en huwelijk, en geven desaangaande zeer belangrijke opmerkingen en lessen van levenswijsheid, op gezond verstand, kiesch zedelijk gevoel en ondervinding gegrond, waarmede men zich over 't geheel wel zal kunnen vereenigen: alleen houde men onder het oog, dat zij voor jonge dochters uit den zeer beschaafden en fatsoenlijken stand geschreven zijn. Er zou over hetgene, dat hier aangevoerd is, en over andere daaraan grenzende onderwerpen, nog wel het een en ander bij te voegen zijn; maar er is nogtans in een' kleinen omtrek veel goeds gezegd, dat wel behartigd mag worden, en dat Referent daarom gaarne ter lezing en overweging aanbeveelt. Zeer goed sluit hieraan de Brief van Mevr. chapone aan eene jonggehuwde Dame, aan welke zij moederlijken raad mededeelt, bijzonder om haar gedrag jegens haren echtgenoot, tot onderling waarachtig en bestendig geluk, te regelen. Zij toont met het Vaderlijk Legaat van Dr. gregory bekend te zijn, en maakt op eene van zijne raadgevingen eene aanmerking, die Ref. voorkomt gegrond te zijn: ‘Een beminnelijk Schrijver,’ zegt zij van hem, ‘die vrij wat meer kieschgevoeligheid bezat, dan de Deken,’ (swift, van wien zij even te voren gesproken had) ‘raadt zijne dochters aan, zelfs aan heure echtgenooten de geheele uitgestrektheid harer liefde niet te laten zien: dit is echter een voorschrift, dat aan zijn geslacht weinig eer aandoet, en aan het onze zijne zoetste bekoring, zijne eenvoudigheid en ongekunstelde teederheid ontnemen zoude’; en zij beweert vervolgens met regt, dat zulks eer met ‘eene trotsche en heerschzuchtige vrouw,’ dan met ‘eene lieftallige en wezenlijk vrouwelijke geaardheid,’ zou overeenkomen: Gregory schijnt dus aldaar zijne bezórgdheid voor overdrijving of oververzadiging van liefdebetoon te verre gedreven te hebben. Voor een verder uittreksel zijn deze beide stukjes niet wel vatbaar; maar, gelijk zij uit gevoelige en deelnemende harten geschreven zijn, zoo verdienen zij ook in hunne soort door gevoelige en deelnemende harten gelezen, en de daarin vervatte algemeene besturingen op de individuéle karakters en omstandigheden met verstand toegepast te worden. |
|