Bertha Coppier. Een Verhaal, door Mr. J.J.D. Nepveu. Te 's Gravenhage, bij K. Fuhri. 1840. In gr. 8vo. 299 bl. f 2-90.
Ofschoon Rec. in het algemeen de goedkeuring betuigt, waarmede hij het op den titel van dit werkje genoemde verhaal heeft gelezen, komt het hem echter minder gepast voor, het aan eene opzettelijke beoordeeling te onderwerpen, daar het niet ten eersten male in het licht verschijnt, maar in den Gids, (1839. No. 4-7) blijkens het Voorberigt, is geplaatst geweest.
De Schrijver heeft bij dezen herdruk, naar den bij buitenlandsche Romanschrijvers vrij algemeen heerschenden smaak, nog een ander verhaal van hem, op den titel niet genoemd, lamoraal van egmond geheeten, uit het Jaarboekje Aurora van 1840, laten voegen, beide doende verzeld gaan van eenige aanteekeningen, meest naar aanleiding van aanmerkingen, die men hem gemaakt heeft.
Aan de lezers van genoemd Maand- en Jaarschrift is dus de inhoud van dit netgedrukte boekje reeds bekend. Ten behoeve van anderen kondigen wij deze vruchten der ‘verpoozing van ernstiger geschiedkundige studiën’ met een woord aan, den Schrijver alles goeds toewenschende in zijne letterkundige loopbaan, die hij, mogen wij dat bescheidenlijk zeggen, min gelukkig met het herhaaldelijk aanbieden derzelfde stukken opent.