denkteeken van zijne verdiensten, veel meer dan lofredenen in proza en poëzij kunnen verkondigen; maar nogtans hadden wij meer uitboezemingen van dien aard verwacht omtrent eenen Man, die door zijne voortreffelijke gaven en schriften een sieraad van ons Land, van onze Letterkunde en van onze Christelijke Kerk, en door zijnen veelzijdigen arbeid voor velen nuttig geweest is en blijven zal. - Wat nu van dat stilzwijgen ook de reden moge zijn, waarover wij niet willen uitweiden, wij verblijden ons, dat de Hoogleeraar clarisse zijne Inleidingsrede, waarmede hij zijne Theologische, en wel bijzonder zijne Apologetische Lessen van 1840-1841 geopend, en waarin hij van der palm, toen onlangs zacht en godvruchtig gestorven, zijnen Toehoorders, den aankomenden Godgeleerden, als een voorbeeld ter navolging voorgesteld heeft, ofschoon het eerst niet van voornemen zijnde, nogtans bij nader indenken voor een grooter Publiek wel heeft willen uitgeven. - Om 's Mans verdiensten onder één oogpunt zamen te vatten, en tevens vooral den Theologanten hiermede nuttig te zijn, kiest hij zeer gepast tot onderwerp van der palm's beminnelijke eenvoudigheid, blijkbaar in hem, als Mensch, als oordeelkundig Uitlegger der heilige Schrift, als Kanselredenaar, als Leeraar van de Christelijke Godsdienst. Over het
laatste spreekt hij het minst, omdat het, gelijk hij niet ten onregte opmerkt, met de beide vorige zeer naauw verwant was, maar hij het evenwel voor het bijzondere oogmerk zijner Inleidingsrede niet mogt voorbijgaan; gelijk hij dan ook elk gedeelte zijner beschouwing van van der palm's beminnelijke eenvoudigheid te regt met een kort en hartelijk vermaanwoord aan zijne Toehoorders besluit. - Over dit alles nu spreekt Prof. clarisse op zijne, dat is in zijne soort voortreffelijke wijze: dat zal Referent wel niet verder behoeven te verzekeren, en met geen uitvoeriger dorre schets vermogen, met geen geven van eenige proef behoeven te bewijzen; en dat de Redenaar van sommige punten nog wel meer had kunnen zeggen, zal deze zelf wel toestemmen. - Gelijk dus Referent dezen Prologus met groot genoegen gelezen heeft,