kuddeken, luc. XII:32, bedoeld zijn, maar ook door het kutken in den wijngaard, enz. Jes. I:8, door den enkelen tros druiven, na de nalezing, mich. VII:1, ‘of gelijk de lieve david ze vergelijkt bij ‘eene eenzame tortelduive, ps. LXXIV:19, een roerdomp der woestijn, een steenuil in de wildernis,’ ps. CII:7!! (Ps. LXXIV en CII Psalmen van david?!) Op haar ziet ook joan. XIV:18: ‘Ik zal u geen weezen laten’! (zie bl. 49.) Phil. I:21 spreekt paulus wel van den natuurlijken dood; ‘wie echter deze spreuk ook van den geestelijken zondedood verstaat, begaat geen verkeerdheid,’ enz.! (bl. 57); 2 cor. IV:16 wordt door den uitwendigen mensch, die verdorven, en den inwendigen, die vernieuwd wordt, de strijd tusschen vleesch en geest bedoeld! (bl. 77). - Van zoete spelingen en zoogenaamde vergeestelijkingen, maar die niet anders dan voortbrengsels van valsch vernuft zijn, wemelt het hier en daar: men zie slechts bl. 31-34, 58-60, 70, 71. Wil men één staaltje voor allen, men hoore het volgende uit bl. 60: ‘Gen. XXIX:17, 18, lezen wij: toen Jakob Rachel, zijne schoone gemalinne, ten’ (l. ter) ‘vrouwe begeerde, moest hij eerst Lea nemen. Maar “Lea had teedere oogen, doch Rachel was schoon van gedaante en schoon van aangezigt”: dus, verkiest gij de schoone Rachel, zal uwe ziel de liefste gemalin worden van Jakob, dat is Christus, zoo moet gij
vooraf Lea nemen, dat wil zeggen: gij moet u zelven mishagen, u zelven hatelijk worden, ongeschikt, gij moet u zelven haten en verloochenen. O hoe velen worden er bedrogen met Jakob, door hun eigen leven, door zich zelven, daar zij meenen, zij bezitten de schoone, aanminnige Rachel, dat wil zeggen, zij meenen, dat zij een Christelijk leven hebben, dat God liefheeft. Dan, zien zij nader toe, zoo is het Lea, zoo is hun leven onbehagelijk en hatelijk voor Gods oogen. Wees u zelven eerst onwaardig in eigen oog, als Lea, die de onwaardigste was in haars vaders huis: leer eerst ootmoed, zachtmoedigheid en geduld: dan zult gij de schoone Rachel worden,’ enz. - Waarlijk, men moest zulke