Marat. Een geschiedkundige Roman van A. Schoppe, geb. Weise. Uit het Hoogduitsch. Te Amsterdam, bij ten Brink en de Vries. 1839. In gr. 8vo. 267 bl. f 2-75.
Wie bekend is met de bekwaamheden der talentvolle Schrijfster zal niet twijfelen, of deze geschiedkundige Roman houdt haren roem staande. De mannen van het Fransche Schrikbewind en de gruwelen, in naam der vrijheid gepleegd, komen hier regt goed uit; vooral het karakter van den eigenlijk laffen hoofdpersoon is met juistheid geschilderd, en de edele charlotte corday, die den moed had, om, met opoffering van haar eigen leven, Frankrijk van dit monster te verlossen, is de handeling, waarop de Roman eindelijk nederkomt.
Vertaling en correctie laten nog al wat te wenschen over. Wij weten, het oorspronkelijke niet hebbende, niet, aan wien het zij toe te schrijven, dat men bladz. 49 leest: Mijne Heeren! ook elders Mijnheer. Ieder weet, dat de minste onderscheiding van titels destijds in Frankrijk contrabande was, en niets hoogers, dan Citoyen, geduld werd. Zoo staat elders, bladz. 45, van een cent: hier was de Vertaler in zijn vaderland. Dergelijke kleinigheden ontsieren het kostuum. Allerdings, bladz. 86, is een Germanismus; kwam te hooren, (had zoo even gehoord, venait d'ouïr) bladz. 168, een Gallicismus. Ook alleen voor maar, dat hier herhaaldelijk voorkomt, is Hoogduitsch, doch schijnt vrij algemeen in onze taal te worden. Pinkers voor wenkbraauwen (bladz. 21) is een zonderling woord. Eilen (ijlen), gemagtigde (gematigde) partij, verdiger (verdediger), bl. 2, 62, 76 enz., zullen drukfouten zijn. - Het werkje is, als gezegd, onderhoudend geschreven.