lijk een gebrek; maar dit behoeft ook niet: men kan goede, eenvoudige, duidelijke bepalingen geven, en dezelve terstond door voorbeelden ophelderen; en dan zal het welligt wel zijn: Variis modis bene fit, en van de manier des Schrijvers in den grond zooveel niet verschillen. - Er wordt dus hier in den genoemden trant gehandeld over onderwerp, gezegde, koppelwoord, voorwerp, bepaling, bepaling van bepaling, en bij elk ten slotte voorbeelden ter oefening opgegeven. - Het koppel- of liever verbindingswoord komt Rec. meer schijn dan wezen voor, en zou althans ter vereenvoudiging voor eerstbeginnenden wel kunnen weggelaten worden, want b.v. in de beide voorstellen: de man werkt, en de man is goed, zijn subject en praedicaat even goed verbonden, al heeft het eerste voorstel geen koppelwoord: het eenige onderscheid is, dat het praedicaat in het eerste met één, in het tweede met twee woorden wordt uitgedrukt. - Bij bepaling had Rec. ook verwacht het onderscheid tusschen een bepaald of onbepaald onder- of voorwerp. - Bepaling van bepaling komt hem te afgetrokken en duister voor de kinderlijke bevatting voor, en hij zou dit liever brengen tot verschillende soorten van bepaling, die bij subject, praedicaat en object kunnen gevoegd worden. - De voorbeelden, hier aangevoerd, zijn doorgaans populair genoeg; maar
zulke als de volgende: ‘De groote Schepper van alle dingen bestond van eeuwigheid.’ (bl. 28.) - ‘Jezus is Gods Zoon, de Zaligmaker; hij was volmaakt,’ (bl. 10) zou Rec., als niet genoeg voor de kinderlijke bevatting, en zulke zonderlinge opvolging van voorbeelden, als bij voorbeeld die, waardoor het eerstgenoemde voorafgegaan wordt: ‘de smid van het dorp werkt 's avonds niet;’ als te ongelijksoortige dingen ongepast nevens elkander stellende, liever vermijden. - Voor 't overige beproeve men, behoude het goede, en doe er zijn voordeel mede!