Jean Paul een boekbinder.
Jean paul, op reis zijnde, reed eens de poort eener kleine stad binnen. De Korporaal, die aan deze poort de wacht had, trad naar buiten, met het aanteekenboekje in de hand. ‘Uw naam, Mijnheer?’ - ‘Ik heet richter.’ - ‘Uw stand?’ - ‘Ik ben Auteur.’ - ‘Auteur - auteur!’ vroeg de Korporaal verbaasd; ‘wat wil dat zeggen? wat moet ik daaronder verstaan?’ - ‘Nu, dat beteekent, ik maak boeken.’ - ‘Ja, zoo,’ hernam nu, meesmuilend, de Korporaal; ‘dat is verstaanbare taal. De menschen geven zich tegenwoordig toch allerlei wonderlijke en onbekende titels! Hier te lande noemt men eenen man, die boeken maakt, een' boekbinder.’