| |
Tafereelen uit Napels.
Benevento. Avellino. Salerno. Amalfi.
Ik onderneem het, eene kleine schets te ontwerpen van eene der bekoorlijkste reizen, die zelfs in Italië haars gelijke niet heeft; doch ik moet vooraf reeds bekennen, dat ik voor de tooverbeelden van deze landstreek bezwaarlijk woorden zal kunnen vinden. Zelfs claude lorrain en poussin, die de natuur zoo diep en zoo levendig begrepen, hadden moeten verstommen, en zouden niet met de pen, maar met het penseel hun gevoel hebben kunnen uitdrukken.
De menigvuldige schoone of wegens oudheden beroemde plaatsen in de nabijheid der stad Napels, welke door vreemdelingen gewoonlijk bezocht worden, waren mij bekend; slechts Amalfi ontbrak nog, en ik wilde met eenige vrienden de ongemeen aangename herfstdagen besteden om deze, zoo wegens hare fraaije ligging, als wegens hare vermaardheid in de middeleeuwen, beroemde stad te bezoeken. Gelukkiglijk vertraagde ons vertrek, en gedurende dit korte oponthoud kwam een gemeenzaam vriend terug van zijne reis naar Benevento, Avellino en Salerno; dezelve gaf ons eene zoo dichterlijke beschrijving van de schoonheden dezer weinig bezochte oorden, dat wij spoedig besloten, om, in plaats van regtstreeks naar Salerno te gaan, waar men in zes uren kan komen, nu over Benevento en Avellino derwaarts te reizen, waartoe men drie dagen noodig heeft. Dit verschafte ons bovendien het voordeel, dat wij Caserta, hetwelk slechts een weinig van den weg naar Benevento verwijderd ligt en ons nog onbekend was, mede konden bezoeken. Ik had eene veel te geringe
| |
| |
meening van dit lusthuis, enkel uit vooroordeel tegen de landstreek, en ik liet het dus aan het toeval over, om mij eenmaal derwaarts te voeren, zonder de gelegenheid daartoe op te zoeken. Ik werd alzoo des te meer door de alhier vereenigde schoonheden verrast. Ik verbeeldde mij, St. Ildefonso, deze beroemde sitio der Spaansche Koningen bij Madrid, weder te vinden; of liever, ik vond het hier verre overtroffen. Het paleis, door vanvitelli gebouwd, is inderdaad grootsch en prachtig. De trap vooral wordt door geenen anderen van dien aard overtrofsen. Allerlei soorten van marmer zijn in kwistigen overvloed aangebragt. Doch ik wil datgene niet beschrijven, wat mij dikwijls, zelfs bij een vlugtig doorloopen, verveling heeft veroorzaakt - het inwendige van een paleis. Slechts dit weinige derhalve. Alhoewel er reeds eene menigte van grootere en kleinere zalen was, viel het den prachtlievenden murat in, nog twee groote zalen in het paleis te maken en met Oostersche pracht te versieren. Alleen de voorzaal, op eene breede schaal aangelegd, is voltooid geworden, en heeft een millioen gekost. Nog veel grooter is de ruimte van de troonzaal, die wel drie millioenen gekost zou hebben - thans staat dezelve met naakte muren en steigers, alsof het bouwen nog moet beginnen. Doch het werk werd gestaakt; ik kan echter niet zeggen, of dit plaats had uit hoofde van geldgebrek, of omdat de bouwheer van het tooneel verdween. Het is nu, als geschiedde het tot een aandenken aan die tempi passati (verledene tijden), dat men dit ontsierend memento mori (gedenk te sterven, of gedenkstuk der vergankelijkheid van aardsche grootheid) midden onder de rijkversierde prachtige zalen geheel zóó heeft laten staan, gelijk het met ruwe muren zich bevond op het oogenblik, toen de bouw aanvangen zoude. En ook in deze gedaante laat men
vreemdelingen hetzelve zien.
De waterval, op den achtergrond van den tuin, reeds van verre zigtbaar zijude door de hoofdpoort van het paleis, doet aan de Wilhelmshöhe bij Kassel denken; maar het geheel is fraaijer. Caserta ligt aan den voet van eene
| |
| |
bergketen der Apennijnen, die hier de hoofdstad het meest naderen en slechts drie Duitsche mijlen ten noorden van dezelve zijn. - Het oude Caserta vertoont zich zeer schilderachtig met zijne oude torens vrij hoog aan de helling van een' dezer bergen.
De korte dagen noodzaakten ons, in Maddaloni, op een' kleinen afstand van Caserta, te blijven; hetgeen ons de juist niet wenschelijke gelegenheid verschafte, om te ondervinden, wat het zegt, in eene slechte herberg te vernachten in Italië. Men denke evenwel niet, dat ik dit op allen zou willen toepassen; daar zijn thans op verscheidene plaatsen even zoo goede herbergen als in andere landen. Wij moesten ook mede hier blijven, omdat wij den volgenden morgen de beroemde waterleiding, i ponti di Maddaloni genoemd, zien wilden, waartoe het des avonds te laat was geworden. De waterleiding is eene halve Duitsche mijl van de plaats, op het gebergte, en een hoofdweg, die naar Rome leidt, gaat onder de bogen door, welke hier het hoogste zijn, en over een, tusschen twee hooge bergruggen liggend, dal loopen. Dit werk, door karel III aangelegd, verdient om zijne grootte en zijnen stouten bouw de hoogste bewondering; en het is zeker niet te veel gezegd, als men beweert, dat het misschien het eenige der nieuwere bouwkunst is, hetwelk zou verdienen nevens het verhevenste der Grieken en Romeinen geplaatst te worden.
Van Maddaloni komt men weldra over Arienzo op den schoonen weg, die van Napels naar Benevento loopt, en voorts over Arpaja en Monte Sarchio naar deze, midden in het Napelsche gebied, en wel in de provincie Principato oltra, gelegene Pauselijke stad. Digt bij Arpaja zijn de beruchte furcae of furculae Caudinae, waar de Romeinen door de Samniten in eene bergengte werden ingesloten. Monte Sarchio heeft eene bekoorlijke ligging. Het voormalige, onder de Longobarden zoo beroemde, Hertogdom Benevento is tot de stad van dezen naam ingekrompen: ten hoogste behooren er nog een paar gehuchten toe, - welk gebied, met ongeveer 20,000 inwoners, de Paussen reeds sedert de elfde eeuw onder denzelfden titel
| |
| |
bezeten hebben. Geheel verwijderd van alle groote wegen, die de gemeenschap gemakkelijk maken, zou deze stad, in weerwil van het schoone oord, dat dezelve, gelijk ook andere plaatsen in deze bergstreek, omgeeft, slechts zelden of nooit misschien bezocht worden, ware er niet eene der fraaiste oudheden, welke door geene andere in Italië wordt overtroffen. Ik bedoel de zoogenaamde porta aurea (gouden poort), een voor Keizer trajaan opgerigte zegeboog, welke thans als stadspoort dient. Dezelve is tot op de helft der architraaf voortreffelijk en beter, dan alle anderen, bewaard gebleven. Wandelt men door deze schoone poort naar buiten, zoo breidt zich in het schoonste panorama de bekoorlijke landstreek in wijden omtrek uit voor het oog, dat op den versten achtergrond duidelijk de Majella ontdekt. Deze, in de Abruzzen liggende, wel twintig Duitsche mijlen van hier verwijderde berg is 8000 voet hoog en een tak van den Monte Amaro, den hoogsten van de gansche Apennijnen-keten, na den naburigen Monte Corno of Gran Sasso d'Italia, welken ik ook eens op gelijken afstand uit Tusculum zag.
Benevento ligt aan de Callora, die, daar eene beek opnemende, verder bij Capua den naam van Volturno draagt. Over deze rivier hadden de Romeinen, omstreeks de oude stad, welligt nog in dezelve, eene prachtige brug gebouwd, welker grootsche bouwvallen, waarin thans een molen aangelegd is en nog oude opschriften te lezen zijn, mij nog meer belangstelling inboezemden, dan die triomfbogen. Onze gids leidde ons van deze brug naar een, in den alouden smaak tegen eene helling van den grond aangelegd gebouw, of eigenlijk eene lange galerij, welke de touwslagers thans tot hunnen arbeid gebruiken. Onze Cicerone verzekerde ons, dat het een gedeelte van het amphitheater had uitgemaakt, hetwelk het grootste in de geheele wereld was geweest. Indien het eerste waar was, zou ook het tweede wel zeker zijn; want wij bevonden ons op een' vrij grooten afstand van de stad, in welke blijkbaar bouwvallen van een amphitheater gevonden worden, die wij zagen bij onze terugkomst. Hoe onbedreven ik nu in de oudheidkunde ben, zoo opperde ik toch aan mijne reisgenooten terstond de bedenking, dat zoodanige, in eene regte lijn voortloopende, galerij nooit een deel van een amphitheater uitgemaakt kan hebben, alvorens ik wist, hoe verre de wezenlijke bouwvallen van hier ver- | |
| |
wijderd zijn. Want waren beide verbonden geweest tot één gebouw, zoo zoude het amphitheater van Capua, welke stad toch eenmaal, na Rome en Carthago, de grootste van het rijk was, wel tienmaal hierin plaats gevonden hebben. Mijn twijfel werd dan ook volkomen geregtvaardigd, als ik, na mijne terugkeering, van eenen met oudheden zeer bekenden kunstenaar vernam, dat hij dit galerijachtig gebouw voor een overblijfsel van den ouden stadsmuur houdt. Behalve deze weinige
oudheden, is in de zeer slecht, met enge straten, gebouwde stad alleen de kathedrale kerk nog merkwaardig. Napels heeft geene zoo schoone kerk. Mij viel terstond derzelver gelijkheid met die van St. Maria Maggiore te Rome in, voor welke zij ook in allen opzigte weinig behoeft onder te doen.
De goede weg, langs welken men naar Benevento komt, houdt daar geheel op, zoodat, Napels uitgezonderd, de stad geene gemeenschap met andere plaatsen heeft, namelijk door strade carozzabili (bruikbare, behoorlijk onderhoudene rijwegen), zelfs niet met de belangrijke stad Avellino, die evenwel slechts op geringen afstand ligt. Alzoo wij derwaarts wilden, hadden wij te kiezen, om of bijna tot aan Napels terug te keeren en den weg van Apulië, die over Avellino gaat, te nemen, of toen tot twaalf miglien (omtrent drie Duitsche mijlen) op eenen weg af te leggen, die grootendeels slechts voetpad is, en soms ook zelfs geen spoor van weg toont. Evenwel, daar de grond overal droog was, waagden wij het, en met behulp van eenen wegwijzer, die hier onontbeerlijk is, geraakten wij in zes uren tijds gelukkig op den hoofdweg naar Apulië, en wel bij Dente Cane, veertig miglien van Napels, dus twaalf mijlen verder dan Avellino, hetwelk achtentwintig miglien van daar ligt. Hier bevonden wij ons geheel te midden der Apennijnen, en de weg naar Avellino liep steeds opwaarts. Deze fraai gebouwde en levendige stad ligt zeer schilderachtig aan den voet van den grooten berg Monte Virgine. De zeer hooge ligging maakt het luchtgestel hier koud en guur, hetgeen thans reeds zeer merkbaar was, terwijl men in het naburige Napels nog zomerwarmte had. De stad telt omtrent 15000 inwoners. Dat gedeelte, waardoor men er van Napels inkomt, schijnt geheel nieuw te zijn. Het is eene zeer lange en fraaije breede straat, aan beide zijden met meerendeels aanzienlijke huizen bezet, die allen zich nog
| |
| |
nieuw vertoonen. De naam strada di poppi schijnt aan te duiden, dat hier eertijds eene laan van populieren was.
Vóór niet langen tijd heeft men een' zeer goeden straatweg van Avellino naar Salerno aangelegd, en hierdoor niet alleen aan de zeer talrijke bevolking der tusschen deze beide, vier of vijf Duitsche mijlen van elkander verwijderde, steden liggende dalen eene groote weldaad bewezen, maar ook reeds aan menigen reiziger het genoegen verschaft, dat hij een der schoonste oorden aanschouwde. Tot nu toe komen hier echter slechts weinigen der vreemdelingen, die Napels bezoeken. Het schijnt nog niet genoeg bekend te zijn, hoe zeer dit uitstapje de moeite dubbel beloont. Ik wensch dus volgende reizigers opmerkzaam te maken op deze fraaije landstreek. Ten tijde van stolberg bestond deze weg nog niet. Het is dus waarschijnlijk, dat hij dit oord niet kende, ofschoon hij het land in verschillende rigtingen te paard doorkruiste. Had hij het gekend, hij zou buiten twijfel het dal la Cava, tusschen Napels en Salerno, voor het schoonste oord van Italië verklaard hebben.
Thans moet ik mijne verlegenheid bekennen - ik wilde het onbeschrijfelijke beschrijven. Ik weet mij daaruit niet anders te redden, dan dat ik met weinige woorden datgene aanduide, wat ik aan de verbeelding der lezers moet overlaten, om verder aan te vullen en te voltooijen. - Van eene aanmerkelijke hoogte der Apennijnen daalt men ongevoelig langs dezen weg tot aan de zee naar Salerno af. In den beginne schijnt men zich op eene vlakte te bevinden, en met eene aangename verwachting bemerkt men eensklaps, dat men op een' hoogen berg is, van welken de weg door ontelbare slingeringen langzaam en zacht in de vallei nederdaalt. Boven aan de helling van den vrij steilen berg onverwacht gekomen zijnde, overziet men op eenmaal dit gansche dal, een der bekoorlijksten van de wereld - het dal Montuoro, dat men gedurende het langzaam afdalen steeds voor oogen heeft en niet moede wordt te aanschouwen. Bij voorraad reeds verheugt men zich, als men bemerkt, hoe de weg, als eene witte streep, midden door dit paradijs loopt, door welks benedenste gedeelte eene kleine beek stroomt. Bezwaarlijk kan men dit dal met andere vroeger geziene dalen vergelijken. Het is inderdaad onvergelijkelijk. Onbewoond zijnde, zoude het tooverachtig schoon genoemd mogen worden; maar eene vrolijke bevolking, die in aantal niet onderdoet voor de
| |
| |
meest bevolkte streken van ons werelddeel, brengt in het bekoorlijke landschap eene levendigheid, die den indruk van het geheel allezins versterkt. Waarlijk, dit is eigenlijk, wat sanazar van Napels zeide: un pezzo del Cielo cadüto in terra (een deel van den Hemel op aarde gevallen). Ik weet het niet anders te noemen. - Thans, beneden in het dal zijnde, verwacht men geenszins, dat het vorige tooneel nog eens gezien zal worden; en evenwel heeft dezelfde verrassing op nieuw plaats, wanneer men aan het einde van dit hoog gelegen dal zich weder op eenen berg bevindt en, even als te voren, in een tweede dal nederziet, waarin de weg met gelijke kronkelingen nederwaarts loopt. Dit is het dal van San Severino. Niet minder schoon, dan het hooger liggende dal van Montuoro, is het zeker nog meer bevolkt; want het heeft achtentwintig dorpen en gehuchten, met omstreeks 11000 inwoners. Op zekere plaats in San Severino wordt elken zaturdag eene groote markt gehouden, waarop gewoonlijk van acht tot tien duizend menschen uit de dalen en nabuurschap te zamen komen. De lucht wordt hier zachter, en men bemerkt aan dezelve reeds de nabijheid der zee. Van San Severino tot Salerno blijft de landstreek nog steeds schoon; maar, door grootere schoonheden verrukt en opgetogen, is men voor andere minder gevoelig. Met de laatste zonnestralen bereikten wij Salerno. Deze, aan hare golf even zoo schoon - alleen de Vesuvius ontbreekt - Is Napels aan de zijne gelegene, hoofdstad van het Principato citra, met 10,000 inwoners, verdient het wel, dat men hier een paar dagen vertoeft; maar het gebeurt zelden, dewijl men van hier gewoonlijk naar Saestum spoedt (hetgene een' ganschen dag wegneemt) en dan eenen tweede aan Amalfi wijdt,
zoodat er meestal voor Salerno geen tijd overblijft. En evenwel waren hier uitmuntende wandelingen te doen. Zoo kan men b.v. het naburige dal la Cava, dat men op het doorrijden langs den weg naar Napels te weinig ziet - ook den berg en het klooster van Trinitá di la Cava, dat men daar geheel niet te zien krijgt, bezoeken. De oude Normannenburg, op een' steilen berg achter de stad gelegen, biedt een zeer schoon uitzigt op de golf. Niet minder fraai is dat van den berg Santo Liberatore, die, met de bouwvallen van een klooster, zich boven het, van Salerno zoo romanesk zich vertoonende, landschap Raiti hoog verhest. De weg opwaarts is moeijelijk, en alleen voor den voetganger bruikbaar; doch ook elke
| |
| |
schrede wordt rijkelijk beloond. Het gezigt op de oevers van de golf en de bergstreken, die dezelve versieren, is onbeschrijfelijk. Maar, nog eer men boven aankomt, wordt men door een niet verwacht gezigt op de tegenovergestelde zijde aangenaam verrast. Bij eene alleen staande bovenwoning en bij eenen eik, welke niet slechts in Italië tot de grootsten behoort, maar zelfs in Duitschland onder de hoogsten gerekend zou moeten worden, heeft men eensklaps, als door een ter regter plaatse aangebragt venster, het schoonste uitzigt op het dal la Cava, hetwelk men hier van eene gansch andere en gunstiger zijde overziet, dan van den algemeenen weg. Wij hadden alle reden, om over de korte dagen van October ons te beklagen; en alleen de hoop, dat wij in de lente herwaarts zouden terugkeeren, kon ons troosten wegens ons scheiden van Salerno. Het was tegen het begin van den regentijd. Wij moesten ons dus haasten, om Amalfi, dat toch het eigenlijke doel onzer reize was, nog bij goed weder te bereiken. Over zee kan men in twee uren daar komen; dit is wel gemakkelijker, doch men ziet dan de landstreek niet, welke, nadat wij het schoonste in Montuoro en San Severino aanschouwd hadden, ons door hare bekoorlijkheid nog in verrukking kon brengen. Ook deze weg over land naar Amalfi is weinig bekend; ofschoon geen reiziger verzuimt, de stad te bezoeken. Doch gewoonlijk begeeft men zich ter zee van Puzzuoli en Bajae over Procida, Ischia, Capri, Sorronto en Amalfi naar Salerno, of men gaat van hier derwaarts; wij deden anders, daar wij nu eenmaal aan het gezigt van schoone oorden ons regt verzadigen wilden. Wij reden dus van Salerno door la Cava tot aan
Nocera en Pagano, en besloten den moeijelijken weg over den hoogen en steilen bergpas van Torre di Chianzo naar Amalfi op ezels af te leggen. Wij konden er echter geene bekomen, en moesten dus acht uren, zonder uitrusten, te voet wandelen. Onze moeite werd echter rijkelijk beloond, zoodat wij aan geene bezwaren van de reis dachten. Bij het beklimmen van den berg, op wiens bovenste gedeelte een oude toren staat, de Torre di Chianzo, hadden wij weder een geheel ander gezigt op la Cava. Aan de andere zijde hadden wij nu ook den Vesuvius en de golf van Napels voor ons. Hier aanschouwden wij voor de eerste maal den zwarten stroom der jongste lava, die thans niet meer vloeide en reeds hard was geworden. Zoo daalden wij langzaam van het gebergte af
| |
| |
tot aan de zee bij Majuri. Het dal, waarin wij ons thans bevonden, verschilde grootelijks van de bovengenoemden; en echter is het niet minder schoon. Ja, ik zou mij geenszins verwonderen, zoo liefhebbers van het romaneske hieraan de voorkeur gaven: dit is wilder, zonder geheel woest te zijn; die zijn liefelijker - ieder op zichzelf heeft eigene schoonheden.
Bij het naderen van Majuri ziet men papiermolens, welke door de beek in het dal gedreven worden. De zon was nabij haren ondergang, toen een eigenaar van eene der fabrijken, voorbij welke wij gekomen waren, bij ons kwam en met ons ging. Hij wilde op het orchest van den Markies di..., welke dezen avond opera en bal in zijn paleis gaf, de fluit spelen, welke zijn hond hem in den bek nadroeg. De man deed alle moeite, om ons over te halen, dat wij in zijn fraai huis, hetwelk hij ons in het voorbijgaan wees, den nacht zouden doorbrengen, dewijl wij dan tevens de partij konden bijwonen, daar er in de nabijheid geene herberg was, en wij, reeds zeer vermoeid zijnde, eerst laat te Amalfi zouden aankomen. Het speet ons inderdaad, een aanbod te moeten afslaan, waarvoor men zeker geenerlei betaling aangenomen zou hebben. Hoe vele vooroordeelen tegen het karakter van de Italianen koestert menigeen! En evenwel zoude niet overal aan vreemdelingen, welke men des avonds op den algemeenen weg vindt, met zoo veel bereidwilligheid een gastvrij verblijf aangeboden worden, als hier de papiermaker van Majuri deed. Zoodra men deze plaats, die eigenlijk Maggione moest heeten, door is, verlaat men het strand niet, en het voetpad - want op de geheele landtong, tot aan Sorrento en Massa, is geen rijweg - slingert over de rotsen, die haren voet in de zee verbergen en overal de schoonste grotten vormen. Langs dit heerlijk rotspad komt men eindelijk van Majuri, door de beide, in fraaije ligging met elkander wedijverende, gehuchten Minore en Atrani, aan het, zoo mogelijk, nog schooner gelegene Amalfi.
De in de middeleeuwen eens zoo beroemde stad Amalfi heeft alles verloren, wat haar destijds zoo aanzienlijk maakte, toen hier het kompas uitgevonden werd en de Pandekten ontdekt werden. Alleen de onvergankelijke schoonheden, welke de natuur schonk, zijn gebleven. De stad is gebouwd in eene bergklove, die, boven eng en smal zijnde, zich naar de zee meer en meer uitbreidt. Eene niet onbeduidende beek, tal- | |
| |
rijke watervallen vormende, besproeit dit schoone dal, welks bovenste gedeelte tot aan de stad il Vallo de Molini genoemd wordt. Want alhier, op eenen afstand van naauwelijks een half uur gaans, zijn niet minder dan zeventien papiermolens, benevens twee ijzerwerken. Te dezer plaatse ondervonden wij mede de gulle gastvrijheid der gelukkige en vlijtige bewoners. De hoogten aan beide zijden zijn met bouwvallen uit de middeleeuwen bedekt, waaronder die, welke men il tempio de Saraceni noemt, bijzonder merkwaardig is. Verderop, bij Scala Ravella, moeten er nog belangrijker gevonden worden.
Men moet niet verzuimen, Amalfi, even als Napels, van de zee te beschouwen. Van de [toenmalige] strenge gezondheidsmaatregelen gaat men niet zonder omslagtige voorzorgen in eene boot, en is ook zeer aan den tijd gebonden; want kwam iemand slechts een oogenblik na zonsondergang terug, zoo zoude hij zonder genade den nacht op zee moeten doorbrengen, al had ook de wacht aan het strand de boot niet uit het oog verloren. Men bekomt vóór het afvaren een pas in forma. Bij het instappen der boot werden de personen, als schapen, door den wacht geteld - even zoo bij het uitstappen; en toch duurde de gansche speelvaart, daar geheel Amalfi ons bestendig kon zien, geen uur. Maar hoe veel voldoening gaf ons dit kleine watertogtje! Van de zee kan men het best in de bergkloven opzien, waarin de vier naburige plaatsjes Majuri, Minore, Atrani en Amalsi gebouwd zijn. Doch dit onvergelijkelijk perspectief is het niet alleen, wat deze vaart zoo belangrijk maakt; want niet alleen de oppervlakte der rotsen, ook derzelver verborgen binnenste, heeft eigene schoonheden - men roeit met de boot in eene groote, heerlijke druipsteengrot, die door de overhangende klippen gevormd werd. Zoo bieden land en zee, bij afwisseling, velerlei en de prachtigste tooneelen aan. Jammer, dat Amalfi zeer weinig toegankelijk van de landzijde is; want behalve het moeijelijk voetpad, langs hetwelk wij van Nocera herwaarts kwamen, heeft men nog een ander, doch niet minder ongemakkelijk pad, dat naar Castellamare loopt. Wij namen onzen terugweg langs hetzelve. Dit pad gaat over den bijna vijfduizend voet hoogen Monte Sant Angelo. Met moeite beklimt men denzelven. Het bestijgen van den Vesuvius mag, in vergelijking daarvan, eene lieve wandeling genoemd
worden.
| |
| |
Maar welke verrukkelijke tooneelen heeft men ook bij elke schrede! - vooreerst nog een' aangenamen blik op het bekoorlijke Amalfi, en dan hooger het gezigt op de geheele golf beneden, tot aan het eiland Capri en de kleine Sirenen-eilandjes, i Galli genoemd. Is men voorts de hooge kruin van Sant Angelo overgetrokken, zoo aanschouwt het verrukte oog eensklaps de heerlijke golf van Napels, de groote stad met alle hare omstreken, welke door de nabijheid van den schoonen Vesuvius een geheel eigen karakter aannemen. Kortom, het geheel vormt een panorama, dat men met woorden niet kan beschrijven. Het blijft toch eene gegronde aanmerking, dat, waar men ook reist, Napels, bij het terugkomen herwaarts, zich steeds als het schoonste van alle geziene oorden vertoont.
Het was jammer, dat wij niet bij nacht over den Sant Angelo kwamen; wij zouden destijds een ongemeen fraai gezigt gehad hebben. De krater van Stromboli wierp namelijk op het einde van October zeer veel vuur uit, en dit zouden wij op eenen afstand van dertig geographische mijlen zeer goed hebben kunnen zien, gelijk het dan ook dikwijls door den Heremiet op den berg gezien is geworden. - In Castellamare aangekomen zijnde, is men reeds eenigermate in Napels. De Vesuvius was rustig - de lava vloeide niet meer.
Nog eene opmerking, door mij gemaakt op dit reisje, dat naauwelijks dertig Duitsche mijlen bedroeg, wil ik mededeelen. Dezelve betreft het zeer groote aantal van kerken en kloosters, op bergen gebouwd, welke thans in puinhoopen liggen. Op verscheidene plaatsen zag men er twee of drie, welke reeds langeren of korteren tijd verlaten schenen en door geheele vernietiging bedreigd werden. Doch behoeft men zich hierover wel te verwonderen in een land, waar zoo vele kerken en kloosters, op eene geheel ondoelmatige wijze en zonder wezenlijke behoefte, gebouwd worden? |
|