| |
| |
| |
Mengelwerk.
Over het stelsel der eenzame opsluiting van gevangenen.
Aan de Redactie der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijne Heeren!
Sedert het tijdstip der aanneming van het eerste boek van het Wetboek van Strafregt door de beide Kamers der Staten-Generaal is het denkbeeld van eenzame opsluiting der gevangenen meer ter sprake gekomen, dan zulks vroeger het geval was of zijn kon. Of de beoordeeling evenwel altoos op eene grondige kennis der zaak is gevestigd, laten wij, om niemand te kwetsen, gaarne in het midden, en wenschten wij alleen omtrent het waar begrip van het Boetestelsel het een en ander ter openlijke kennisneming te brengen.
Eenzame opsluiting zijn slechts twee woorden; maar dezelve wekken, bij den gezelligen en aan gezellig verkeer gehechten, beschaafden mensch, eene menigte van stuitende gewaarwordingen en gevoelens op, en men verwondert zich grootelijks, onder de voorstanders van het Boetestelsel, dat in de gevangenis van Cherry-Hill, te Philadelphia, in den Staat van Pennsylvanië, gevolgd wordt, vrienden der menschheid, of dusgenoemde Philantropen, aan te treffen.
Die verwondering zal echter spoedig verminderen, indien men het over de ware beteekenis van het woord Philantroop onderling en bij voorraad eens geworden is; want hierop komt alles aan. Doorgaans denkt men daarbij uitsluitend aan iemand, die zich door een opgewonden gevoel laat wegslepen, waardoor hij de misdaad in den misdadiger voorbijziet of verschoont, en den laatsten zou willen beschouwd en behandeld hebben als een wezen, hetwelk op de meest toegevende wijze zou behooren te worden te gemoet gekomen, zonder daarbij acht te geven op de na- | |
| |
deelen en onheilen, die aan den braven en onschuldigen, voor het minst aan den onbesprokenen medemensch zijn berokkend geworden door de boosheid van snoode euveldaders.
Dat er zwakke zielen gevonden worden, die zich zoo verre laten vervoeren, leert de ervaring, en dat zij den naam van Philantropen zich volgaarne wenschen toe te eigenen, is al mede door de ondervinding bevestigd; maar is het daarmede uitgemaakt, dat alle echte Philantropen in denzelfden geest denken, gezind zijn en handelen?
Verre van daar! Immers laat de echte Philantroop zijn gevoel door de rede besturen; terwijl wij dat bestuur even weinig aantreffen bij hem, die alleen zijn gevoel raadpleegt, als bij hem, die aan hetzelve ter naauwernood eenig gehoor wil vergunnen. De ongevoelige en overgevoelige naderen elkander nimmer, aangezien beide de rede als leidsvrouw ontberen; de echte Philantroop vermijdt die uitersten, en raadpleegt de lessen der ervaring, der wijsheid en van het gezond verstand.
Dit zoo zijnde, gelijk het zoo is, zijn wij ongehouden, om de dwaalbegrippen en drogredenen der pseudo-Philantropen te verdedigen, of de gestrengheid onzer tegenstanders te bestrijden; en terwijl wij de pen opvatteden, hadden wij eeniglijk ten oogmerk, om de waarheid aan het licht te stellen, en daarbij eene poging te wagen, om echt Philantropische begrippen, zoo veel mogelijk, te verspreiden en ingang te doen vinden in menschelijke harten.
De ware Philantroop verzet zich tegen alle strafoefening, die ligehamelijk lijden alleen ten doel heeft, en tegen zoodanige strafbepalingen, die als onteerend worden aangemerkt. Hij doet zulks geenszins, om, met voorbijzien van den benadeelden of jammerlijk gegriefden braven en onschuldigen burger, den booswicht in zijne bescherming te nemen; maar omdat de ervaring hem leerde, hoe weinig ligchamelijke tuchtigingen op het hart van in het kwade verharde misdadigers uitwerken, en omdat elke onteering den terugtred op het goede pad zoo moeijelijk, ja in vele gevallen schier onmogelijk maakt. Hierom en hierom
| |
| |
alleen verheft hij zijne stem tegen alle ligchamelijke tuchtigingen en onteerende straffen.
‘Maar moet dan het kwaad niet gestraft worden?’ hooren wij vragen, en wij antwoorden hierop, met en nevens onze tegenstanders, volmondig ja. De wijze, waarop, is eene andere vraag, die door een regt verstand van het stelsel der eenzame opsluiting meest voldoende zal kunnen beantwoord worden.
‘Eenzame opsluiting? welk een verschrikkelijk woord! en wij hooren hetzelve uit den mond van een' Philantroop?’ - Gij, die ons dit vraagt en daarbij uwe verbazing doet blijken, u vragen wij, op onze beurt, of u de beteekenis van dat woord genoegzaam bekend zij? en wij doen zulks te meer, omdat wij aan die twee woorden, kwalijk verstaan en begrepen, de zonderlingste verklaringen hebben hooren hechten, niet weinig geschikt, om onze menschlievende bedoelingen met elkander in wederspraak te brengen.
Volgens die verklaringen toch is er tusschen eene gevangenis, ingerigt naar het stelsel van Pennsylvanië, en de voormalige onderaardsche holen der Bastille, de kerkers van Venetië ten tijde der Dogen, en de cachotten der Spaansche Inquisitie onder philips II, weinig of geen verschil; en wilde men daaraan geloof hechten, dan zou het kunnen schijnen, alsof de Philantrophie der negentiende eeuw ons tot den tijd der middeleeuwen wilde terugvoeren. Maar wanneer wij door eenen de beaumont, de tocqueville, crawford, julius, blouet, demetz en ramon de la sagra den kerker van Cherry-Hill en andere, naar het stelsel der eenzame opsluiting ingerigte, gevangenissen worden ingeleid, dan weigeren wij alle geloof aan de verzekeringen van hen, die het Boetestelsel, gelijk hetzelve thans wordt verstaan en begrepen, met donkere verwen pogen af te malen.
Wij zeggen, gelijk het thans wordt verstaan en begrepen; met andere woorden: zoo als het stelsel, sedert 1829, te Philadelphia wordt toegepast. Vroeger mogt de gevangenis te Pittsburg aan den Generaal de la fayette, aan
| |
| |
leiding hebben geschonken tot het maken van de zoo aanstonds genoemde vergelijkingen; trouwens aldaar werd het stelsel van volstrekt eenzame opsluiting zonder arbeid gehandhaafd; dan, de nadeelige gevolgen, die hieruit voortvloeiden, deden de noodzakelijkheid inzien, om dit stelsel te wijzigen, en van dit gewijzigd stelsel kan alleen rede zijn, vermits door hetzelve de nadeelen, die eene gestrengere toepassing had veroorzaakt, geheel werden weggenomen.
Men had toch in Amerika, het stelsel der Pittsburgsche tucht vaarwel zeggende, niet kunnen besluiten, om dat van Auburn te volgen, vermits de ervaring had doen zien, dat eene gedwongene en door zweepslagen gehandhaafde stilzwijgendheid, bij den gemeenschappelijken arbeid der veroordeelden, aan de onderlinge verstandhouding der misdadigers geene grenzen stellen kon, welke voordeelen de eenzame opsluiting gedurende den nacht ook mogt opleveren; en uit dien hoofde verwijderde men de volstrekte stilzwijgendheid uit de eenzame cellen, en stelde men den arbeid daarvoor in de plaats. Ten gevolge hiervan heeft elke veroordeelde dagelijks bezigheid, en geniet hij het voorregt, de bezoeken en de toespraken te ontvangen van den Directeur der gevangenis en verdere beambten, de Leden der Commissie van Bestuur, den Geestelijke, den Schoolonderwijzer, den Directeur van den arbeid, en van al die achtingwaardige personen, die, met goedvinden des Bestuurs en in overleg met hetzelve, over zijne hoogere en geestelijke belangen tot hem het woord rigten.
Ziet daar het denkbeeld, dat men zich, naar waarheid, van het tegenwoordig aangenomen stelsel der eenzame opsluiting te vormen hebbe; hetwelk dan ook de behuwdkleinzoon van den Generaal de la fayette over de gevangenis van Cherry-Hill een geheel ander oordeel deed uitbrengen, dan zijn grootvader omtrent die van Pittsburg had ten papiere gebragt, gelijk uit de schriften van den reeds door ons genoemden Heer de beaumont overvloedig kan blijken. Thans zal het wel geene verwondering wekken, dat allen, die door de Regeringen van Frankrijk.
| |
| |
Engeland, Pruissen enz. met eene zending naar Amerika werden belast, om het stelsel van Pennsylvanië te onderzoeken, alhoewel tegen hetzelve vooringenomen bij het verlaten van hun vaderland, als lofredenaars van hetzelve in Europa zijn teruggekeerd, en die lofredenen op de onwraakbaarste getuigenissen hebben gevestigd.
Het is ons niet onbekend, dat deze gunstige oordeelvellingen derzelver bestrijders hebben gevonden onder de zoodanigen, die nimmer den Europeschen grond hadden verlaten; dan wij weten tevens, dat die strijd ten nadeele van de tegenstanders van het Boetestelsel is beslist. Van meer belang waren de bedenkingen tegen hetzelve, uit een geneeskundig oogpunt beschouwd, en door twee Zwitsersche Geneesheeren tegen de eenzame opsluiting, nevens derzelver bezwaren, in het licht gegeven, als ware dit stelsel nadeelig voor 's menschen gezondheid en aanleidelijk tot het ontstaan van krankzinnigheid. Maar ook die bedenkingen zijn door den Heer moreau-christophe, Inspecteur-Generaal der Gevangenissen in Frankrijk, op grond van onwederlegbare bewijzen, weêrsproken; terwijl de Geneeskundige Akademie te Parijs, op het rapport eener speciale Commissie uit derzelver midden, in wier handen de Memorie van den zoo aanstonds genoemden Schrijver, ten fine van onderzoek, was gesteld, heeft geoordeeld, dat de eenzame opsluiting, zoodanig als dezelve door ons is omschreven, de gezondheid der gevangenen geenszins benadeelt, en onschadelijk is voor derzelver redelijke vermogens.
Wij vermoeden, dat een ieder, die in de zaak, welke wij behandelen, eenig belang stelt, en de moeite heeft gelieven te nemen ons tot hiertoe in onze beschouwingen te volgen, het stelsel der eenzame opsluiting thans veel gunstiger dan vroeger zal beoordeelen, en zich geenszins zal verwonderen, dat hetzelve bij de Philantropen, heden ten dage, vrienden en voorstanders heeft gevonden.
En wil men, ondanks het gezegde, de gewijzigde eenzame opsluiting, in verband met dagelijkschen arbeid, als eene zeer zware straf beschouwen, dan vermeenen wij
| |
| |
te moeten doen opmerken, dat men niet vergete, dat zij, die dezelve ondergaan, misdadigers zijn, die zich, door hunne wanbedrijven, omtrent personen of bezittingen gepleegd, aan het ondergaan van dezelve hebben blootgesteld; terwijl men zich, ten aanzien der maatschappij, aan eene laakbare onverschilligheid zou schuldig maken, wanneer men den overtreder poogde te onttrekken aan de gematigde strengheid der wet. De echte Philantroop kan omtrent die maatschappij niet onverschillig zijn, en daarom wekt het hem een innig leedwezen, te bespeuren, dat alle stelsels van gevangenistucht, met welke goede bedoelingen ook uitgedacht, schipbreuk hebben geleden op de gevaarlijke klip, die het onderling verkeer van misdadigers nimmer heeft opgehouden daar te stellen.
Daardoor en daardoor alleen zijn de gevangenissen de leerscholen van het misdrijf geworden; terwijl men dit sedert jaren en eeuwen werkeloos heeft aangezien. ‘Alle vereenigingen van meer dan 20 personen zijn bij de wet verboden,’ zegt de Heer moreau-christophe, ‘uit vrees, dat de openbare orde en rust zou kunnen worden gestoord; en intusschen vestigt de Staat zelf vereenigingen van 200,500 en 1200 veroordeelden in de centrale gevangenissen, die zij hun daartoe inruimt, en, als ter bevordering van een gemakkelijk onderling verkeer, in werkplaatsen, wandeldreven, slaapkamers en verzamelzalen verdeelt!’ Uit deze leerscholen van het misdrijf worden in Frankrijk, telken jare, meer dan 50,000 ontslagenen overal verspreid, ten einde het aangeleerde kwaad in beoefening te brengen; en nu mogen wij vragen: Heeft de maatschappij het regt niet, te vorderen, dat aan dien noodlottigen staat van zaken een einde kome?
Het eenige, maar ook het kwade in den wortel aantastende, middel hiertoe is de eenzame opsluiting, waardoor alle omgang van misdadigers niet alleen wordt belet, maar tevens eene nadeelige onderlinge kennismaking onmogelijk wordt, die, na het ontslag, van de noodlottigste gevolgen kan wezen. Dit stelsel moge, voor het gevoel van sommigen, eenen schijn van hardheid vertoonen; maar 1o. de
| |
| |
maatschappij vordert hetzelve voor de veiligheid van personen en bezittingen; 2o. het is heilzaam voor den veroordeelde, omdat het hem in eenen toestand plaatst, die alle invloeden tot het kwade van buiten afsnijdt; 3o. omdat het hem, bij zijn ontslag, vrijwaart voor verzoeking en verleiding; en 4o. omdat het met eene verstandige menschenliefde allezins bestaanbaar is, dat de goeden beschermt en de boozen getuchtigd worden.
Tuchtigen herhalen wij, mits dat hetzelve verstandig aangewend worde, en daarom zonderen wij daarvan al wat folterend en onteerend zijn kan geheel af; maar het is geheel iets anders, terwijl men den misdadiger van arbeid voorziet, hem, in zijne eenzame kamer, geenen anderen omgang en verkeering te vergunnen, dan met de zoodanigen, die, door hunne gesprekken, teregtwijzingen en raadgeving, eenen weldadigen invloed kunnen uitoefenen op zijne verstandelijke, zedelijke en godsdienstige vorming; en dat zulks werkelijk het geval zijn kan, heeft de Instelling van Philadelphia bewezen.
Dat men in den misdadiger den gevallen medemensch bestendig voor oogen hebbe, is eene vordering, waartegen wel niets met goed regt kan worden ingebragt, en die wij alzoo gereedelijk eerbiedigen; maar daarom ook schenken wij onzen bijval aan het stelsel der eenzame opsluiting, vermits hetzelve den gevallen natuurgenoot bewaart voor den verderfelijken omgang en invloed van hen, die, door woord en voorbeeld, hem tot leermeesters in de misdaad verstrekken, en daardoor, bij het ontslag, de herhaling van vroegere wanbedrijven schier onvermijdelijk maakt. Schijnbare gestrengheid vereenigt zich alzoo in dit stelsel met de vorderingen eener verstandelijk bestuurde menschenliefde; en ware hetzelve vroeger bekend geworden en ingevoerd, dan voorzeker zouden, in de lijfstraffelijke registers van Frankrijk, de namen van fossard en drouillet, lacenaire en avril, frechard en jadin, soufflard en le sage, boosdoeners der ergste soort, niet zijn geboekstaafd geworden. Elk geoorloofd middel, ter voorkoming van de herhaling van misdrijf, is derhalve
| |
| |
eene weldaad, die men én aan den veroordeelde en aan de maatschappij bewijst. Al wat die herhaling kan bevorderen, strijdt met de voorschriften der menschenliefde; en wat doet zulks meer werkdadig, dan het onderling verkeer van eerstbeginnenden in het bewandelen van kwade paden met hen, die grijs geworden zijn in het bedrijven der ondeugd?
Het is ons oogmerk geenszins, het stelsel der eenzame opsluiting, waarover boekdeelen geschreven zijn, in het klein bestek van eenige bladzijden te behandelen; het was onze bedoeling alleen, om de geheele onbekendheid met hetzelve hier te lande, door dit beknopt geschrift, eenigermate te doen ophouden, en hetzelve overeenkomstig deszelfs waren aard voor te stellen. De bloote naam, zonder eene nadere kennisneming der zaak, die door denzelven wordt uitgedrukt, geeft toch zoo ligtelijk voedsel aan verkeerd begrip en vooroordeel; en mogten wij dit een en ander hier of daar hebben voorgekomen of weggenomen, dan zouden wij ons gelukkig rekenen.
Met dit oogmerk, mijne Heeren, neem ik de vrijheid, UEd. dit stukje, ter plaatsing in uw Tijdschrift, toe te zenden, mij voorts met alle hoogachting noemende
UEd. dienstvaardige Dienaar
w.h. warnsinck, bz. |
|