niging van menschelijke wezens, en de Chinezen kunnen, zelfs in hetgeen de genietingen der weelde betreft, de buitenlanders volkomen ontberen. Zij leven in vreedzame nijverheid, bestuurd door een stelsel van wetten, dat hun uitsluitend eigen is en naar dat van geene andere natie gelijkt. Zij spreken eene geschrevene, oorspronkelijke, wijsgeerig zaamgestelde taal, die met andere geschrevene of gesprokene talen volstrekt geene verwantschap heeft, en welker oudheid zoo hoog opklimt, dat haar oorsprong zoo wel aan de mondelinge overlevering als aan de geschrevene
geschiedenis ontsnapt. Alle kunsten zijn bij de Chinezen in een' vergevorderden staat, sommige zelfs bijna in dien van volmaaktheid: zoo, bij voorbeeld, zijn hunne zijden stoffen, hunne satijnen, hun snijwerk in hout, elpenbeen of horen, nog nergens overtroffen; zelfs is men niet in staat ze na te bootsen; - wat hunne porseleinen vazen betreft, zoo heeft in Europa nog geene kunst derzelver doorschijnendheid en schoonheid evenaren kunnen; - sedert onheugelijke tijden oefenen de Chinezen de boekdrukkunst, en zij hebben duizenden, ja millioenen van boekdeelen in het licht gegeven, over de verschillende onderwerpen der regeringskunst, wetgeving, zedekunde, Godsdienst (hoezeer dan ook eene Heidensche), landbouw, tuinbewerking en andere huishoudelijke bedrijven, om niet te spreken van hunne tooneelstukken, romans, vertellingen en andere ligtere letterwerken. In geheel Azië, in geheel de Oostersche wereld, zou men geen tweede zoodanig volk vinden, dat in huizen, niet alleen van hout, maar zelfs van gehouwen of gebakken steen, alle behoorlijk gemeubeld en versierd, zijne woning heeft, welks voorname en middelbare rangen in zijde, de boerenstand in katoenen lijnwaad gekleed gaan, en welks voorouders die weldaden der beschaving reeds bezaten, toen de onze nog, in den wilden toestand, geen ander deksel hadden dan de huiden der dieren. Alleen onder al de Oosterlingen slapen de Chinezen in bedden, die met gordijnen omgeven zijn; zij alleen zitten op stoelen en sopha's en eten van tafels, terwijl al de overige volken derzelfde wereldhelft op den grond nederhurken. - Ziedaar wat ons de Chinezen met een gevoel van eerbied doet beschouwen; ziedaar wat ons bewondering inboezemt voor hun schoone land; ziedaar wat ons dwingt, van hen met meer achting te spreken, dan onze landge-