Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederland door waardige Engelschen op prijs geschat.Ga naar voetnoot(*)Is het aangenaam, in te denken, hoeveel Holland voor de zaak der Letteren en Wetenschappen gedaan heeft, en hoe, onder andere uitstekende vreemdelingen van vroegere eeuwen, descartes, locke, haller en linnaeus in den schoot van dit vrije Gemeenebest werden ontvangen, alwaar zij, door de hun bewezene gastvrijheid en oplettendheid, tot het schrijven van werken werden aangemoedigd, die hunne namen hebben vereeuwigd; niet minder genoegen schenkt het ons, heden ten dage op te merken, hoe talentvolle en deugdzame Mannen, na eenigen tijd in Holland verkeerd te hebben, bij het wederkeeren naar hun geboorteland, dankbare gevoelens jegens de Nederlanders der- | |
[pagina 311]
| |
waarts overbrengen, en den vurigen wensch koesteren, om Nederland regt te doen wedervaren, door deszelfs Letterkunde aan hunne Landgenooten bekend te maken, en van deszelfs geleerde Mannen naar verdienste te spreken. Onder de zoodanigen mogen wij den Eerw. c.r. muston rangschikken, die, na eenige jaren Engelsch Predikant te Rotterdam geweest te zijn, thans, sedert geruimen tijd naar Engeland wedergekeerd, in de Voorrede der jongste uitgave van zijn welbekend, voortreffelijk werk, Recognition in the World to come, welke uitgave aan den Aartsbisschop van Canterbury is opgedragen, na een uittreksel uit van alphen en eene levensschets van dien beroemden Man gegeven te hebben, dus voortgaat: ‘Hieronymus van alphen onderscheidde zich als Christelijk Dichter, en ook als Schrijver van Gedichtjes voor Kinderen. De voortbrengselen van zijnen geest in dit opzigt zijn niet slechts gelijk aan, maar misschien verheven boven het beste van dien aard, wat de nieuwere tijden hebben opgeleverd, zelfs de zeer schoone Kindergezangen van onzen eigenen Landgenoot, Dr. watts, niet uitgezonderd. Ook thans nog ontbreekt het in het Land, dat van alphen zag geboren worden, niet aan Mannen, die zijnen geest ademen en erfgenamen zijner talenten zijn. Het is inderdaad te bejammeren, dat de hedendaagsche letterkundige en godgeleerde voortbrengselen over het algemeen zoo weinig bekend zijn van een dapper en nijver Volk, waaraan geheel het beschaafd Europa, in velerlei opzigten, eene zoo groote en duurzame erkentelijkheid verschuldigd is. De Schrijver mag niet nalaten, hier getuigenis zijner gevoeligheid af te leggen voor de minzaamheid en Christelijke gezindheid, hem, gedurende een verblijf van verscheidene jaren onder de Hollanders, eenparig betoond. Hij gelooft daarom het genoegen te mogen uitdrukken, hem verschaft door de vertolking van zijn eigen werkje (Recognition in the World to comeGa naar voetnoot(*)) in het Nederduitsch, en door de snelle verspreiding daarvan door al de Vereenigde Provinciën, daar drie uitgaven van deze vertaling elkander binnen korten tijd zijn opgevolgd.’ |
|