| |
| |
| |
Bedelaars-festijn.
De romans en de ernstiger geschiedverhalen van bijna alle volken zijn vol van bijzonderheden nopens de soort van broederschappen, welke het talrijke geslacht der bedelaars voormaals overal vormden, en de overdaad en weelderigheid, waarin zij soms de liefdegaven verkwistten, welke hunne kunstgrepen en het gezigt hunner schijnbare ellende hadden afgeperst. Eene opmerkelijke bijdrage hiertoe, in hetgeen Frankrijk betreft, levert het volgende echte verslag, door eenen policie-agent te Parijs, vincent geheeten, in het jaar 1786 van eene hunner geheime driemaandelijksche smulpartijen gegeven, welke, naar men zegt, nog heden ginds en elders plaats grijpen.
| |
Rapport nopens het middagmaal, door den staf der Bedelaars-broederschap, in het jaar 1786, ten huize van eenen herbergier in de straat Saint-Jacques gegeven.
Ik heb mij ten huize van Monsieur drouet begeven, kroeghouder bij de Estrapade. Reeds des morgens vroeg had hij de beschotten uit eene benedenzaal doen wegnemen, waarvan de met traliën voorziene vensters op het plein of clos des Génovéfains uitkomen. Eene als een hoefijzer ingerigte, breede en op zeer sterke schragen vastgespijkerde tafel, was tot een maal voor bijna tweehonderd personen ingerigt. Monsieur drouet, met wien ik sedert lang bekend ben, bewilligde om mijne nieuwsgierigheid te voldoen, en deed mij bij de gemagtigden, die het feest moesten ordenen, voor een' zijner neven doorgaan. In die hoedanigheid moest ik tot het bijwerk der dienst de hand leenen, opdat mijn voorgewende oom zich ongehinderd met de zorgen der keuken mogt kunnen bezig houden, in welke tien medehelpers, welke deze vermeerdering van arbeid hem gedwongen had aan te nemen, in een' dikken rook door elkander wemelden.
Eene stoelenverhuurster uit een' publieken tuin had tweehonderd tabouretten geleverd, en men had de bewaarplaatsen (arsenalen) der marktschouwburgen doorsnuffeld, om de draperiën te vinden, waarmede men de naakte wanden dezer soort van kelder behangen had; houten latten bekleed- | |
| |
den de plaats van candelabres, en hielden, op de wijs van handen, geheele regementen van kaarsen vast, welke heeren Commissarissen zeer behendig met de vingers wisten te snuiten. Ondanks de met vet gevlekte tempels en watervallen der decoratiën, deed alsnog niets de weelderigheid vooruitzien, welke men mij verzekerd had, dat ik zou zien ten toon spreiden. Om de waarheid te zeggen, de heeren bedelaars van Parijs geven ook om deze ijdelheden niet veel, en hebben meer begrip van de heerlijkheid der maagvulling, dan van al het weidsche van uiterlijke praalvertooning. Met bewonderenswaardig geduld proefde de commissie de wijnen, den een na den ander', en, ondanks al hetgeen ik mij op mijne kunde als fijne wijnproever liet voorstaan, ja in weerwil der listen van mijnen goeden oom, die over soort en ouderdom allerlei poogde in te brengen, was ik gedwongen voor de emeritus-lekkerbekken de vlag te strijken. Als de achtbaarste raadsvergadering, zaten zij over de beste wijnbergen der onderscheidene landen oordeel te spreken, gelijk ook over de onderscheidene wijzen, waarop de wijnkoopers hunne waar weten te vervalschen; al de niet volkomen zuivere flesschen werden afgewezen en daarvoor andere gevorderd; mijn oom zal ze echter wel aan zijne burgerklanten hebben kunnen verkoopen. Waarlijk het is onder die fijne wijntongen, dat men de opzieners der kroeghouders behoorde te kiezen. De goedgekeurde slesschen werden, bij wijs van groote piramiden, in een' hoek der zaal gestapeld, en men verloor dezelve niet meer uit het oog. Daarna werden de tafels met de uitgezochtste lekkernijen beladen; de vertooning der hors d'oeuvres deed mij reeds
watertanden: sardines, ansjovis, olijven, alwat het jaargetijde keurigst kon opleveren, snikheete wildpastijen, waaruit de heerlijkste geuren opgingen; Brester-kapoenen; schapenbouten met dat kleine luchtje van knoslook, waarvan het denkbeeld alleen den bestverzadigden weder honger zou geven; torens van coteletten, die van de ribbetjes ontdaan en met fijne korst van geraspt brood als bepoederd waren; verscheidene wilde zwijnskoppen, in hunne met kanteelen uitgekartelde gelei, als in oude kasteelmuren, omwald liggende; salaadbakken vol met aan schijfjes gesnedene china's appels, zwemmende in brandewijn; eindelijk, geheel een zoo welgekozen nageregt, alsof het voor een gala-maal op het stadhuis bij eene schepens-verkiezing had
| |
| |
moeten dienen, bedekte deze wijnhuistafel; terwijl men de plaatsen gemerkt had met eene zorg, die in de beste huizen van Parijs niet altijd in acht genomen wordt. In al de verdeelingen van dezen schijnbaar verwarden toestel straalde de verwonderlijkste orde door. Drouet deed mij begrijpen, dat slechts de uitverkorenen der orde het feest mogten bijwonen, en dat, om voor beluistering veilig te zijn, geheel het maal in eens opgedragen moest worden; ik zag dus, dat ik mijne biezen moest pakken. De voorzorgen, welke men genomen had, om te beletten, dat geen vreemde zich onder de gasten mengde, waren buitengemeen, en bestonden in zekere wachtwoorden, waarop men met andere moest antwoorden, die als nommers eener lijst op elkander volgden.
Op eene afzonderlijke tafel, in de holte van den hoefsgewijzen grooten disch geplaatst, zette men, toen het gros der genoodigden gekomen was, eene soort van soepterrines neder, die zorgvuldig ingewikkeld waren, opdat geur en warmte zich niet verliezen mogten. Ik heb niet kunnen gewaar worden, wat er in die geheimzinnige terrines vervat mag geweest zijn; maar te oordeelen naar de grijns van behagelijkheid, tot welke al die gaauwdieventroniën zich vertrokken, naar den verlangenden blik hunner oogen, die als karbonkels glinsterden, moet men over den waard tevreden geweest zijn. Vier speenvarkentjes, wier buiken men weder toegenaaid had, moeten almede gastromische wonderen in hun binnenste bevat hebben.
Middelerwijl waren de gasten achtervolgens aangekomen; zij schoolden groepsgewijze bijeen, begroeteden en verwelkomden elkander; sommigen kwamen met huurkoetsen. Ik herkende er todden van wijven, die dagelijks aan de kerkdeuren zaten, en welke men alsdan naauwelijks met eene tang zou aanraken, doch nu tot dit hooge feest ontbolsterd, gereinigd en opgesmukt. Om de herschepping te gelooven, moet men ze gezien hebben. De rijkste burgers der Lomberdstreet kunnen niet meer pligtplegingen jegens elkander in acht nemen. De kenmerkende trek van de meeste dier aangezigten was een doordringende blik en een schampere spotlach. De kreupelen waren er in grooten getale. Sommige blinden werden door hunne voorgegevene dochters naar het feest geleid; meisjes, die ware geraamten geleken. Doch die magerheid, welke honger en gebrek moest aan- | |
| |
duiden, was zeker haar natuurlijke ligchaamstoestand; want toen het bleek, dat men eene dier lange tafels meer naar voren moest brengen, om eenen doorloop tusschen den muur en de tabouretten te verkrijgen, namen vier dier mumiën, welker gewrichten bij de geringste inspanning uit elkander schenen te moeten vallen, den zwaren last met eene vlugheid op, tot welke niemand haar in staat gekeurd zou hebben. Galante bedelaars bragten bloemen mede, die, in een oogenblik rondgedeeld en aan de keurzen der dames geplaatst, op de kluchtigste wijs bij derzelver verschrompelde en grijnzende troniën afstaken; de glimlach, waarmede zij haren verzorger bedankten, zou den Duivel op de vlugt gejaagd hebben. Bonbons en suikerwerk, ambergeurige pastilles en likeuren, geschikt om de maag te openen werden naar verkiezing rondgediend; en toen twee klarinetten het sein gaven, want de heeren hadden tafelmuzijk, deden de Commissarissen mij en de overige bedienden vertrekken. Daarna sloot men zorgvuldig de deuren. Monsieur drouet, met wien ik nader kennis maakte onder het andermaal keuren van eenige flesschen, die een
onregtvaardig vonnis ondergaan hadden en inderdaad zeer drinkbaar waren, berigtte mij, dat elk genoodigde, hoofd voor hoofd, de som van zes livres betaalde, behalve den wijn en de koffij.
De voornaamste bedelaars van Parijs, de patriciërs onder de schooijers, die door de fijne zusjes van Monseigneur den Aartsbisschop beschermd worden, wiens makelaars en spionnen zij zijn, houden zulke feestmalen viermalen in het jaar, doch zelden op dezelfde plaats tweemaal achter elkander. Alvorens echter verzuimen zij nooit, gemagtigden te zenden, om over de prijzen te handelen; maar, hoe slim zij ook zijn, worden zij met dat al toch nog bedrogen. Waarschijnlijk regelt men op die gildemalen de groote belangen van het handwerk, als ook de overeenkomsten, om, door zachte of des noods door harde middelen, alle giftenzamelaars, die niet tot de broederschap behooren, te weren. Men verstaat de kunst in den grond, om eenen valschen broeder te verdrijven en onder den gemeenschappelijken aanval te doen bezwijken. - Ik moet eerlang met een der heeren Commissarissen in aanraking komen, en, zoo zulks met de bedoelingen van den Heer Luitenant van Policie strookt, heb ik hoop, om, in hoedanigheid van sluitspeler, bij een der aanstaande bacchanalia toegelaten te worden. |
|