Abd-El-Kader en diens legerplaats.
Een Fransch reiziger geeft daarvan de volgende beschrijving: abd-el-kader's legerkamp bestaat tegenwoordig uit 260 tenten van wit linnen; de tent van den Sultan is rond, van helder groene kleur, en groot genoeg voor twintig man; naar deze tent gelijkt die van zijnen broeder, alleenlijk met dit verschil, dat deze laatste, behalve eenige daarop geschilderde vierkanten, wit is gelijk de overige. Des Sultans lijfwacht bestaat uit een dozijn zwarten en omtrent een dertigtal trouwe bedienden, die allen, zonder uitzondering, zes voet lang moeten zijn. Verschijnt er een vreemdeling van aanzien in het leger, zoo wordt hem eene tent ingeruimd, en hij, op bevel des Sultans, met koffij bediend; vervolgens worden groote schotels vol koeskoes, vleesch, pannekoeken en soortgelijke spijzen opgedischt; hetgeen overblijft, wordt door de Aga's en andere officieren genuttigd. Ten vijf ure volgt dan het eerelam, hetwelk op kolenvuur gebraden is. Wordt de reiziger tot een gehoor toegelaten, zoo doet de Sultan koffij in kopjes brengen; somwijlen proeft hij zelf van de koffij, doch gebeurt dit niet, dan slaat hij zijnen gast met loerende blikken gade, of deze ook zwarigheid maakt om te drinken; doet hij zulks zonder aarzelen, als dan is de Sultan tevreden. Abd-el-kader heeft eene krachtige en men mag wel zeggen donderende stem, die bij den geringen omvang zijner gestalte zeer afsteekt, want hij is klein, doch tevens van gerekte leest; zijn aangezigt is mager en bleek, en zijn baard zwart en welonderhouden, maar niet zwaar; zijne groote zwarte oogen schieten, als 't ware, vonken; zijn voorhoofd is breed en gebogen. Geheel zijne kleeding bestaat in een haik, die geene tien francs waard is, en op het hoofd draagt hij een witte en een zwarte bournous; geen van beide heeft echter franje; zij zijn blootelijk gezoomd. De vloer van zijne tent is met eene mat bedekt, over welke een tapijt uit
Mascara ligt; het overige huisraad dier tent bestaat uit twee kussens met beddetijk overtrokken, schrijftuig, pluimen, een' koran en een' kandelaar. Komen er Arabieren in zijne tent, zoo kussen zij hem de hand en leggen hem een geschenk voor de voeten; alsdan hoort hij, wat zij te verzoeken hebben. Vijfmaal daags treedt hij uit zijne tent naar buiten om te bidden, en alsdan werpen zich