Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Potter in 1829 en in 1839.(Vervolg van bl. 143.)
Terwijl de potter steeds de leus voerde: onbeperkte vrijheid in alles en voor allen, zag hij nu, voor het oogenblik, niets in de heerschappij der Geestelijken over de leeken; zij drukte toch maar alleen op de geloovigen! De kuiperijen bij de verkiezingen - nietigheden! De twisten in de huisgezinnen, door Geestelijken aangestookt - beuzelingen! Geene zwarigheid, indien men maar eene meerderheid kon verwerven. Deze zou door de Katholijken gevormd worden. Daartoe werd men uitgenoodigd door een geschrift: la Majorité. Maar het schijnt, dat het den Pauselijken Nuntius om zulk eene meerderheid niet te doen was. De potter schildert ook de Gezanten van den Heiligen stoel, als les ambassadeurs | |
[pagina 187]
| |
tonsurés du maitre absolu qui gouverne les états romains; en, zegt hij verder, zij spreken als de Gezanten der overige Mogendheden, met dit onderscheid, dat deze de tolken hunner meesters zijn, wier gevoelens steeds dezelfde blijven; terwijl, volgens de potter, de Paus in zijne Staten het Absolutisme huldigt, maar buiten dezelve van geheel andere gevoelens is. Is het daaraan toe te schrijven, dat de potter de Belgische Geestelijkheid als nationaal- en democratisch- gezind voorstelt; ten minste zoo wilde hij haar aan Frankrijk doen voorkomen. Men zal zich echter niet verwonderen, dat de potter geene meerderheid kon verwerven. Hij, die straks den Geestelijken alles scheen in te willigen, zegt later wederom geen gezag der Kerk te willen erkennen, noch iets voor de Priesters te willen zijn. Maar, voegt hij er bij, de Priesters en de Katholijken zijn menschen en burgers, dus medemenschen en medeburgers; derhalve broederschap en wederkeerig dienstbetoon! Op zulke gronden wilde echter niemand met hem gemeene zaak maken; de potter werd zelfs door de Katholijken aangevallen. De volksvertegenwoordigers zouden wel het minst naar hem geluisterd hebben; want hij ried hun, zoo zij niets vermogten uit te rigten, gezamenlijk hun ontslag te vragen. Onder alle zonderlinge handelingen van dezen zonderlingen man is wel het zonderlingste, dat, mag men zijnen woorden geloof geven, in Julij 1838 door hem nog eens gedacht werd, nogmaals onderhandelingen met onzen geëerbiedigden Koning aan te knoopen. Dit schijnt echter slechts eene voorbijgaande, opwellende gedachte geweest te zijn; wat later was hij te Parijs er tegen, dat de Belgen aan Koning willem zouden overgeleverd worden. Niet ingewijd in de staatsgeheimen, weten wij niet, of daaraan wezenlijk gedacht is, en of werkelijk eenige mededeelingen van dien aard plaats gehad hebben. Had er iets dergelijks plaats gehad, er zoude niets tot stand hebben kunnen komen; want wie zoude zich tijdelijk naar de potter hebben willen voegen, die maar bij gebrek van beter eene Restauratie naar zijnen zin verlangde? Ook waren Engeland en Frankrijk geenszins voor eene herstelling gezind. Het eene Bestuur zoude niet gewild, het andere niet gekonnen hebben. Het Belgische volk had evenwel edelaardige gevoelens (généreuses dispositions); die moesten geleid en bestuurd wor- | |
[pagina 188]
| |
den. Fransche en Belgische dagbladen moesten dus dien gloed aanvuren. De banier ten strijde moest de leus voeren: godsdienstige vrijheid! Deze moest ook aan de andere zijde van den Rhijn opgestoken worden; rondom haar moest de conféderation belge-rhenane zich scharen. Tot dit einde zoude Vorst leopold medewerken, door te spreken van moed en volharding. Volk en priesters werden gevleid. Het gebeurde bij de begrafenis van den Heer de montlosier te Parijs gaf daartoe gereede stof. Maar men dacht in Frankrijk anders, of liever het kabinet der Tuilerien was van andere gevoelens, en het scheen niets meer te vreezen, dan dat het Fransche volk zijns ondanks de Belgen mogt te hulp komen. Vorst leopold scheen aan de potter het oor te leenen, sprak van, en scheen te willen handelen. Maar de potter, zoo men zegt, door schade en schande geleerd, was op zijne beurt slim. Indien Vorst leopold ook de anderen kon verschalken, de potter zoude zich niet laten vangen. Hij verlangde waarborgen, die leopold hem noch geven kon, noch wilde; want de Koningen der Franschen en der Belgen, hoe wèl zij het anders ook mogten meenen met vrijheid in alles voor allen, vonden de uitlegging, die de potter aan deze stelling gaf, te ruim. De potter verlangde ook niets minder, dan het verwijderen van nagenoeg allen, die bij den Koning der Belgen in eenig aanzien stonden, en met name het wegzenden van allen, die het met goblet, van de weijer, lehon en de meulenaere hielden. Wanneer men de potter zulke maatregelen tegen zijne vroegere vrienden ziet uitlokken, behoeft men zich niet te verwonderen, dat de behendiger van de weijer hem vroeger, misschien op grond van nadere kennis, kortaf eenen zoo slechten vriend als burger genoemd had.Ga naar voetnoot(*) Wij zullen hierna zien, dat de Heer lehon te Parijs deze trekken later niet onbetaald liet. Die zóó met zijne vroegere vrienden en bondgenooten omsprong, moest eindelijk niet alleen verlaten staan, maar ook in den kwaden reuk komen van een Republikein te zijn; en deze worden doorgaans van allen gevreesd, die iets op het spel te zetten of te verliezen hebben. Zij, die bij de verandering van zaken gewonnen en veel verkregen hadden, wa- | |
[pagina 189]
| |
ren nu niet meer gezind, het moeijelijk verworvene roekeloos te wagen. Beati possidentes, troosteden zij zich, dat het Jonkvrouwelijk België van 1830, (alors la Belgique étoit vierge) in stede van de burgerlijke huik, den koninklijken diadeem had opgezet. Slechts twee vrijheidsmannen bleven met de potter in eenige verbinding, waarbij later ducpetiaux zich tot een driemanschap voegde, of liever tot een klaverblad, waarvan de potter de stengel zoude zijn - l'agent de cette association. Men moet er zich evenwel geen te groot denkbeeld van vormen; want bartels was voor jottrand een bourgeois fanatique, en jottrand stond bij bartels te boek als novateur brouillon! Onder dit alles mislukte de potter alles: de Luxemburgsche volksvertegenwoordigers kon hij niet eens aan eenen maaltijd vereenigen. Een Franco-Belgisch banket had geene betere uitkomst, dan dat er gegeten werd en afgepaste toasten uitgebragt en op dezelfde wijze beantwoord werden. Onder al dit geschreeuw en gescherm, zegt de potter, scheen het belagchelijkste van alles te zullen gebeuren, t.w., onder vertoon van tegenstand, met buigen voor de noodzakelijkheid te eindigen, echter om de zeer eenvoudige reden, dat men zich onder al het gesnork niet bij magte gevoelde, den strijd tegen geheel Europa vol te houden. Had men de potter vertrouwd, zijnen raad gevolgd, het ware zoo verre niet gekomen. België had zich met Frankrijk moeten verbroederen. Als twee Zwitsersche kantonsGa naar voetnoot(*) zouden Belgen en Franschen onverdeelbaar en dezelfde belangen tegen allen verdedigende als één man gestaan hebben! Maar de Koning der Franschen, de schrandere louis philippe, opgevoed in de school des tegenspoeds, had in zijne ballingschap meer wijsheid en menschenkennis opgedaan, dan de potter in zijn Hotel en met zijne equipage de maitre. Hij had de wrange vruchten van den vrijheidsboom | |
[pagina 190]
| |
geproefd en was wijzer geworden. De plannen van de potter konden bij den Vorst, van wien ook ennius, de dichter, zoude gezegd hebben:
Qui - cunctando restituit rem,
Non ponebat enim rumores ante salutem,
geen ingang vinden. En van zelf spreekt het, dat de Europesche Diplomatie geen behagen kon scheppen in een plan, waarvan de potter het volgende zegt: ‘Had men mijne wenken ten uitvoer gebragt, de eerste schakel ware gesmeed geweest van de groote volksketen, of het groote volksverbond, door Frankrijk en België begonnen, waarbij de Rhijn-provinciën moesten komen. Welligt zoude Holland zich daarbij gevoegd hebben, geholpen door de Republikeinsche en Roomsche partij. Savoye, Italië, Spanje zouden gevolgd zijn.’Ga naar voetnoot(*) Maar de Belgen wilden niet meer, konden niets meer; de eerste schakel kwam dus niet eens tot stand. En kon dit wel anders? Eigenbelang en baatzucht deden alles in duigen vallen; terwijl de potter met zijne vrienden over geen enkel punt het eens kon worden. Nous n'etions d'accord mes amis et moi sur aucun point. Had het anders mogen zijn, dan ware de gevaarlijkste aller vijanden, l'ennemi domestique, uit Brussel verdreven, den ontevredenen in Holland en Pruissen de hand gereikt, en zoo ware de indrukmakende worstelstrijd begonnen tusschen de menschheid en eenige bevoorregte familiën; eene worsteling, die vroeger of later toch de geheele wereld in rep en roer brengen en haar lot beslissen zal! Het baatte dus niet, dat de potter naar eenen bekwamen veldheer omzag, die het land redden zou, en België en geheel Europa voor eene radicale hervorming behoeden zoude. Hij kon noch geld, noch manschappen uit Frankrijk zenden. De drukpers mogt hem aldaar niet meer behulpzaam wezen. En de Leeuw te Waterloo mogt niet vallen, niet wijken voor een Monument van het vrije Frankrijk en België aan de Menschheid! Alles te vergeefs. - De potter zette zich nu wederom aan het schrijven. Er moet echter van de potter gezegd worden, dat, had | |
[pagina 191]
| |
het van hem alleen afgehangen, de schikkingen niet zoo gemakkelijk zouden tot stand gekomen zijn; ofschoon het steeds twijfelachtig zal blijven, of hij zijn doel zoude bereikt, of de uitkomst aan zijne verwachting zoude beantwoord hebben. En bij dit alles mag men hem geen beleid ontzeggen; want bij zijne pogingen, om eenen aanvoerder te vinden, die zijne beginsels met de wapenen in de hand ingang zoude hebben moeten doen verwerven, was hem de eerste de beste niet doende. Zoo wilde hij niet gediend wezen (en men moet zeggen met reden) van het zich noemend opperhoofd der Leopoldsche vrijwilligers, den Heer depontecoulant, bij hem niet bijzonder gunstig aangeschreven van wege de rol, welke hij in Zeeuwsch Vlaanderen gespeeld had. Hij toont hier beter doorzigt te hebben dan de Heer de merode, die met dezen vrijwilliger-Hopman in Parijs betrekkingen had aangeknoopt. Maar de merode had andere revolutiemannen op het oog, dan de potter, gelijk wij vroeger reeds vernomen hebben. Zij hadden beide omkeering van zaken op het oog, maar met geheel verschillende oogmerken en bedoelingen. De potter zoude deze taak liever toevertrouwd hebben gezien aan een der bekende hooge krijgskundige talenten in Frankrijk. Maar ook deze pogingen leden schipbreuk. Bartels wilde eenen Guerillas-oorlog in het Luxemburgsche. Daarom kon de potter ook de benoodigde 12,000 franken, zegge twaalfduizend franken, die hij benoodigd was pour entamer la besogne, niet verkrijgen. Teregt beklaagt hij zich over deze bekrompenheid,Ga naar voetnoot(*) die geen twaalfduizend franken kon vinden, als eerste uitgaaf voor eenen veldheer, om Europa van hare Koningen wendig te maken of haarzelve te overwinnen (le chef militaire destiné à effrayer l'Europe des rois ou à la vaincre.) Met regt zegt waarschijnlijk de potter: ‘Het bestuur van leopold zoude zich zeker verlegen gevoelen, wanneer het openhartig wilde uitkomen voor de onderhandelingen met den Generaal skrynecki en vooral omtrent het geld, dat zij gekost hebben.’ - Zoo konden drie menschen, die hetzelfde schenen te willen, het toch niet eens worden. Van den Heer gendebien, dien | |
[pagina 192]
| |
men als lid der associatie had uitgenoodigd, zegt de potter: Mr. G. s'était retiré dans sa tente! - Intusschen ledig kon hij niet blijven; hij schreef aan wien hij maar kon over den Generaal skrynecki; hij liet er zelfs den vriend van den Generaal, den Prins czartorynski, van verwittigen. Met welk gevolg? ‘Noch Prins, noch association nationale, noch patriotten gaven mij (de potter) eenig teeken van leven’!!! Dit schrikte hem echter niet af, als vroeger; nu schreef hij aan leopold, van welken brief de inhoud hierop nederkwam: Ga heen! in het Fransch niet veel beleefder uitgedrukt door: ‘Allez vous-en!’ Het geschrijf schijnt toch eindelijk iets uitgewerkt te hebben. Bartels geraakte daardoor in de gevangenis, van wege eene Proclamatie aan het Leger, die hij met kats, den vader der Belgische Meetings, zoude opgemaakt hebben. Dit gaf aanleiding, dat de Politie te Parijs ook eene huiszoeking bij de potter deed en zijne papieren in beslag nam. De afgezant lehon, wien de potter zoo gaarne van Vorst leopold verwijderd had gezien, schijnt een hartelijk deel in laatstgenoemden maatregel genomen të hebben. Men hield de potter verdacht van ook met de Fransche bewegingspartij te heulen, en men was in Frankrijk even zeer tegen deze partij, als in België, gezind; zij althans, die iets te verliezen hadden. - Doch wij stappen over deze geschiedenis heen, welke, even als alle zaken van dien aard, geene aangename zijde heeft. De potter eindigt met het Belgische bestuur te beschuldigen, een zoogenoemd cabinet noir te hebben ingesteld, in spijt der Constitutie, die de onschendbaarheid der brieven waarborgt. ‘Het heeft zijne laaghartigheid onder de bescherming der dwingelandij gesteld,’ zeide de potter. Hij smaakte de voldoening, dat het Belgische bestuur, deze beschuldiging met stilzwijgen beantwoordende, stilzwijgend zich schuldig beleed. Terwijl onder dit alles de potter, gelijk het hem steeds gegaan is, niets degelijks kon uitregten, ging hij voort zijne gevoelens mede te deelen. Hij zegt zelf, dat hij steeds scherper en vinniger werd over het onveranderlijk thema, dat, wanneer slechts de Belgen niet toegaven, niemand hen zoude dwingen. Maar te vergeefs: België verviel meer en meer, en Frankrijk bevorderde en ondersteunde den afval. Het volk zweeg, en leopold met de zijnen hadden de handen | |
[pagina 193]
| |
vrij. - Dit moest de potter nog eens zeggen; het was zijne laatste mededeeling, want de dagbladen weigerden nagenoeg alles, wat hij verder over dit onderwerp schreef.
(Het vervolg en slot in No. V.) |
|