nu door deze kostbare overblijfselen bevestiging of verbetering erlangen. - Hendrik VI, (overleden in het jaar 1197) vader van Keizer frederik II, lag in de kist boven op. Op den schedel was het haar deels van blonde, deels van donkere kleur; ook vertoonden zich eenige haren in het gezigt. De borst, nog met de verharde of versteende huid bedekt, stak sterk vooruit. De regterarm, waaraan de hand ontbrak, stond opwaarts in de nabijheid van den schedel. De linkerarm, waarvan de hand met een' handschoen bedekt was, rustte op het onderlijf. Van de kuieën tot naar beneden waren nog slechts de grootste beenderen over. Geheel het ligchaam, zoo veel men er van zien kon, was bedekt met een' zijden doek van eene kleur, die naar het gele helde. De uiterste randen, ter hoogte eener vlakke hand, waren omzoomd met karmozijnrood doek, waarin, naar verschillende teekening, goud gewerkt was. Hij had een' gordel van floszijde om, die van plaats tot plaats in verscheidene knoopen gebonden was. Van achteren had dezelve een klein stuk doek er in geslagen, doch van voren was hij zamengeknoopt. Ter wederzijde waren aan denzelven vele zijden koordjes gehecht, uit groene en karmozijnroode kleur dooreen geweefd, welke, door de knoopsgaten van den broek gestoken, dien aan den gordel vasthechtten. Van de voorste knoopen hingen twee zijde franjes af, drie vingers breed, geweven in de gedaante van eene korenaar, vleeschkleurig, geelachtig en blaanw, doch aan het uiterste einde flossig en kwastvormig. Op het onderlijf waren verscheidene vlokjes haar van onderscheidene kleur verspreid. De dijen en beenen waren met een doek bekleed, hetwelk broek en kousen tevens vormde. In de nabijheid der voeten lag de andere handschoen, als ook eene muts of keizerlijke mijter van gele zijde. Deze had eene omzooming van goud, versierd met arabesken en kleine schildjes, waar tusschen eenige Arabische letters van zwarte kleur waren ingeweven; van achteren
hingen twee slippen af. De schoenen waren fraai; het bovendeel van zijde vaksgewijs met goud en paarlen gewerkt; de zool van kurk, gevoerd met laken van verschillende kleur. Men vond noch kroon noch zwaard; ook dit is een bewijs, dat deze graven vroeger reeds, ten minste voor een gedeelte, geopend en geplunderd zijn geworden.