| |
Doctor Guillotin.
(Een Verhaal.)
Wie is er wel, die niet het beruchte, in deszelfs ontwerp menschlievend uitgedachte, in deszelfs aanwending zoo bloeddorstig misbruikte strafwerktuig, de Guillotine, heeft hooren vermelden? Gelukkig zij, wie deze kennis, gelijk de meesten onzer landgenooten, slechts uit beeld of beschrijving is toegekomen, en die nimmer de vreeselijke tooneelen hebben bijgewoond, waarin dit werktuig zijne ontzettende rol heeft moeten spelen! Minder algemeen bekend is echter de man, die aan hetzelve zijnen naam geschonken en daardoor eene treurige vermaardheid verworven, en nog minder de aanleiding, welke hem tot zulk eene uitvinding aangespoord heeft. Mag men het hier volgende Verhaal gelooven, zoo was die aanleiding der opteekening wel waardig.
| |
| |
De jonge guillotin, een uit den talrijken drom studenten, die zich in de Fransche hoofdstad op de Genceskunde komen toeleggen, was, onder zijne wufte land- en studiegenooten, misschien wel de allerligtzinnigste. In de uitgestrekte stad Parijs kon geene straat van eenig aanbelang gevonden worden, in welke hij niet ieder venster, achter hetwelk een aardig meisjeskopje schuilde, beter kende, dan eenige der grondregelen van de geneeskundige wetenschap. Steeds droeg hij eene groote portefeuille bij zich, waarin elk gezigtje, dat hem trof of beviel, naar het eigenaardige van deszelfs aanlokkelijkheid gerangschikt werd; dit boek noemde hij zijn anatomisch kabinet. Ook schijnt bij hem de theorie niet het eenige dier studie geweest te zijn, hetwelk hij op eene zoo ruime schaal had aangelegd; elk meisje bijna, om eene uitdrukking zijner landtaal te gebruiken, interesseerde hem. Maar, aan de natuurwet onderworpen, welke men wil, dat zijne natie regeert, en die op een karakter als het zijne met dubbele kracht hare werking oefende, moest zijne belangstelling, wat zij aan uitgebreidheid vooruit had, aan duurzaamheid ontberen. Zijne liefde was eene vlammende kaars; zij flikkerde, warmde weinig, en verzengde, wie haar te nabij kwam. Kortom, onze akademieburger was de man van zijnen tijd en van zijn volk, ligtzinnig tot aan de grenzen van het gemeene, en losbandig tot aan die van het slechte. Dat bij zulk eene levenswijs zijne studiën niet wonnen, kan men ligtelijk begrijpen; zelfs kreeg zijn naam eene vermaardheid, welke niet gunstig zijn konde voor die, waarnaar hij naderhand als arts mogt willen trachten. Ondertusschen, de kruik gaat zoo lang te water tot dat zij breekt, en onze held fladderde zoo lang rondom het licht, tot dat hij zich daaraan de vlindervleugels brandde. Het was op zekeren namiddag, dat hij in de straat St. Louis voor een prachtig huis eene koets zag stilhouden, waaruit eerst een
fraai gevormde voet, vervolgens eene nog fraaijer gevormde leest, en eindelijk het fraaiste aller aangezigtjes voor den dag kwam, dat hij, bij alle zijne nasporingen, nog immer gezien had. Met éénen sprong was guillotin aan de deur, om, met zijne gewone galante vrijpostigheid, deze hem nieuwe schoonheid te anatomiseren; maar een blik in dit oog, en zijne vleugels waren verzengd, zijne levensfilozofie lag in duigen. Hem met bevreemding en trots aanziende, trad de schoone in het huis. Lang staarde guillotin
| |
| |
haar na, en keerde eindelijk naar het zijne terug. Geheel de wereld scheen hem veranderd. Door het nieuwe, geweldige gevoel, dat hem vermeesterd had, van het eene uiterste tot het andere gedreven, verliet en verfocide hij zijn vroeger leven. Overal vermisten hem nu zijne vorige lustgezellen; en ware het niet, dat hun nu en dan het berigt geworden was, dat eenig voorbijganger hem in de straat St. Louis gezien had, zoo zouden zij ligtelijk op het denkbeeld hebben kunnen geraken, hem, als verloren goed, door middel der dagbladen op te sporen. Daar stond hij dag aan dag, en wachtte op de verschijning zijner schoone, die hem of niet bemerkte, of, hetgeen nog erger was, niet bemerken wilde. Ondertusschen, welk eene verandering was er niet ook in zijn uiterlijke voorgevallen! De studentenjas, die in sneê en wijs van dragen de losheid zijner zeden verkondigde, had voor een kleed moeten wijken, hetwelk de deftigste Doctor zich niet geschaamd zou hebben; het voormaals vonkelende oog wierp nu nog slechts blikken, waarin zwaarmoedigheid en schaamte schenen te wedijveren, en de mond, welksschaterend juichen soms straten ver gehoord werd, scheen thans als door een Papageno-slot gesloten. Hij, die te voren ieder meisje stout in den weg trad, had thans den moed niet, om in het huis zijner overwinnares naar derzelver naam en rang te vernemen. Meer dan eenmaal daags verscheen zij op straat, maar helaas, niet voor hem, en, op de wijs der verliefden, benijdde hij den bedelaar, wien zij een sou in den hoed wierp. Wat zou hij doen? Zou hij lang het voorwerp van den spot zijner makkers zijn, verdorren in het vuur van vruchteloos verlangen? Hiertoe had hij nog te veel veerkracht. Schrijven, de gewone toevlugt der minnenden, werd ook de zijne. Peinzend zat hij op zijne kamer, en ontwierp en vernietigde den eenen brief na den anderen; hij, wien te voren, bij geen gevoel hoegenaamd, een stroom van woorden ter dienste stond, vond thans
geene woorden in 't geheel, om zijn overstroomend gevoel te uiten. Nu eens klonk zijn opstel hem te rhetorisch, dan te sentimenteel, dan weder te stout, en hij werd gewaar, hoe arm onze middelen van uitdrukking zijn bij den rijkdom van gewaarwordingen, voor welke ons hart ruimte heeft. Eindelijk echter was het moeijelijke werk volbragt; maar nu werd de eerste zwarigheid door eene tweede vervangen - hoe zou zijn brief in de handen geraken, voor welke hij bestemd was? Naam, rang en stand der jonge
| |
| |
weduwe waren hem onbekend gebleven. Hij maakte het derhalve, zoo als meermalen omtrent Vorsten gedaan wordt; hij liep de koets zijner Godin achterna, en wierp het smeekschrift zijner ziel door het openstaande portierglas. De sterkste gemoedsaandoening verwekken wel die oogenblikken, wanneer hoop en onzekerheid beide bezit van ons denkvermogen genomen hebben, zonder dat de eene in staat is, de andere daaruit te verdringen. Den geheelen dag door stond guillotin nu op zijnen post; de zon neigde ten ondergang, en nog had zijn aanzoek geen antwoord verworven. De straten werden al lediger en lediger; de groote bevrediger, de Nacht, begon hare veelvermogende werking te oefenen, en guillotin was met de sterren, met zijne droomen en met de huizen tegenover hem bijna alleen gebleven.
Eindelijk verscheen een lakkei, trad op onzen sterrenkijker toe, overhandigde hem een zamengevouwen papier, en verwijderde zich daarna zoo snel als hij gekomen was. guillotin liep naar de naaste straatlantaren, rukte het zegel van den brief, en las:
‘Guillotin!
Ik kende u, eer ik u zag; ik zag u, en herkende u niet meer. Uit het redelooze dier guillotin begint zich een mensch te vormen; reden genoeg, om mij in hem belang te doen stellen. Maar de mensch ligt nog in de wieg, en ik houd niet van kinderen, wanneer zij reeds mannen behoorden te zijn. Leer, werk, waag; kortom, onderneem voor de menschheid, jegens welke gij groote schulden hebt, iets groots, dat met den geest van den tijd overeenkomt; en kunt gij dan een werk vertoonen, hetwelk uw vroeger bedrijf boet, zoo blijf niet als een bedelaar en ledigganger in de straat St. Louis staan, maar klop aan de deur No. 2 op de eerste verdieping, en vraag naar
Madame coulon.’
Ware guillotin's liefde slechts de gewone theatervlam geweest, dan zouden deze woorden als koud water op zijn vuur gewerkt hebben; maar nu goot de hand, die het ontstoken had, er olie in, en maakte den brand duurzamer en sterker.
Guillotin verhuisde naar eene andere straat, ver verwijderd van het tooneel zijner vroegere bedrijven; hij studeerde
| |
| |
dag en nacht, hield zijne disputatiën aan de akademie met meer dan gewonen glans, en werd tot Doctor bevorderd; schoon onder den Doctorshoed nog bij wijlen de schalksche student uitkeek. In alle dagbladen bood hij, met de liefderijkste opoffering van tijd en vlijt, aan, zieken gratis te willen genezen; hij schreef aan alle hospitalen van Parijs om eene Doctorsdienst zonder bezoldiging; hij zocht de armen op de straten op. Maar de voormalige beruchtheid, die zich aan zijnen naam gehecht had, stond hem overal in den weg; geen zieke vertrouwde zich aan hem, de hospitalen wezen zijne brieven af, en de armen gingen uit den weg, zoodra zij hem zagen. Er scheen een zeldzame vloek op hem te rusten; want vruchteloos spande hij, met al het vermogen van zijnen vasten wil en niet minder diepdenkenden geest, al zijne pogingen in, om de herinnering aan zijn vroeger gedrag te verbannen. Eene zwakkere ziel, dan die van guillotin, zou misschien, in dit vergeefsche worstelen, krachteloos geworden, en of bezweken of in den vroegeren poel teruggestort zijn; maar in den krachtigen geest van onzen Doctor was de overtuiging zijner vorige nietswaardigheid te diep doorgedrongen, dan dat hij dit streven, om over de tegen hem opgevatte vooroordeelen te zegepralen, zoo snel zou hebben kunnen opgeven. En dan ook nog kwam het er op aan, zijn Palladium te winnen; en wie in zulk eenen strijd geene volhardende kracht toont, heeft er nimmer eenige bezeten.
Omstreeks dezen tijd was het, dat de Nationale Vergadering eene hooge premie uitloofde aan den genen, die eenen snelleren en min pijnlijken dood zou weten uit te denken voor hen, welken geregtigheid of staatkunde uit het midden der levenden wilden verbannen. Door middel der dagbladen kwam dit besluit ook ter kennis van guillotin. Hij las en herlas het decreet, haalde vervolgens den hem heiligen brief te voorschijn, welke zijne kracht van handelen zoo vermogend gescherpt had, en las weder: ‘Leer, werk, waag; kortom, onderneem voor de menschheid, jegens welke gij groote schulden hebt, iets groots, dat met den geest van den tijd overeenstemt; en kunt gij dan een werk vertoonen, hetwelk uw vroeger bedrijf boet, zoo’ enz. IJlings wierp guillotin het dagblad uit de handen, en vloog vol woeste drift uit het koffijhuis, waar hij het gelezen had, naar zijne afgelegene woning, zoodat allen, die hem zagen hollen, meenden, dat de dolheid zijner vroegere levenswijs zich op nieuw van
| |
| |
hem had meester gemaakt. Doch dit was ook het laatste spoor, hetwelk men in langen tijd van hem vernam; hij was als verdwenen, en zelfs het No. 2 op de eerste verdieping in de straat van St. Louis zag van hem geen schaduw meer.
Een der donkerste dagen te Parijs was die van den 13den Mei 1792, waarop de Nationale Vergadering bijeenkwam, om uit de vele entwerpen, welke haar op de uitgeloofde prijsvraag toegekomen waren, er een te kiezen. De hemel hing vol dikke nevelwolken, zware regendroppels kletterden op de natte straatsteenen, toen guillotin derwaarts op weg ging, om het oordeel over zijn werk te hooren vellen. Toen hij in de zaal trad, klonk luid gejuich hem te gemoet - zijn ontwerp was het bekroonde.
De volgende dag reeds sleepte het eerste offer op de vreeselijke machine. Hetgeen guillotin's theorie klaar bewezen had, werd door de praktijk proefondervindelijk, (helaas! door tallooze voorbeelden) bevestigd. Het eerste hoofd viel, daarna een tweede, en zoo gedurig al voort; en het bloeddorstige volk juichte, terwijl de hemel donker en dreigend op de beulen nederzag.
Een' geruimen tijd lang was guillotin als versuft in zijn studeervertrek opgesloten gebleven; doch ook hier kwam het ontzettende gevolg zijner uitvinding te zijner kennis. Toen nu, op zekeren dag, het afgrijselijk juichen des volks wederom in zijne ooren drong, trok hij, met peinzenden ernst, zijnen brief nogmaals te voorschijn, herlas dien, nam hoed en stok, sloop door afgelegene zijstraten naar het bekende huis, klom naar de eerste verdieping, klopte aan de deur No. 2, en vroeg naar Madame coulon. Eene oude vrouw opende al snikkende de deur; doch naauwelijks werd zij den Doctor gewaar, of het gloeijend rood der gramschap kleurde hare verbleekte wangen; hare verdoofde oogen schoten nog eenmaal bliksemstralen, en met vreeselijke stem riep zij hem toe: ‘Moordenaar, ga, zoek haar op de Greve-plaats!’ |
|