Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |||||||||
Kairo, den 4 October 1838.De Heer ... zal u berigten, dat mijne gezondheid thans, God dank, weder volkomen hersteld is. In den Harem sta ik nog altijd in gunst, en heb inderdaad, gedurende al den tijd, dien ik er heb doorgebragt, niet dan welwillendheid en goedheid ondervonden. Tot het oprigten van algemeene scholen heb ik ondertusschen voor het oogenblik nog in het geheel geen uitzigt; hare Hoogheid schijnt hieromtrent alsnog volkomen onverschillig te zijn. Verscheidene andere Harems hebben mij om mijne diensten doen verzoeken; maar mijne scholen laten mij geen tijd over. Ik kan ongehinderd boeken met mij in den Harem brengen; maar ik geloof, het zou eene moeijelijke taak zijn, mijne scholieren tot lezen te brengen. Allen, zonder onderscheid, van de hoogste tot de laagste, stellen niet den minsten prijs op verstandsvorming. sommige der dames, bij voorbeeld hare Hoogheid, kunnen lezen, maar zij lezen niets anders dan verzoekschriften, den Koran en dergelijke. Hierdoor moet ik het grootste gedeelte van mijnen tijd aan eene soort van onderwijs besteden, waarvan ik eigenlijk afkeerig ben, te weten dat in het naaijen, borduren, teekenen enz. Dikwijls, wanneer ik, verhit en vermoeid, naar huis kom, gevoel ik, dat er voor het bedoelde oogmerk van mijn pogen weinig of geen hoop is. Niettemin ga ik voort, den uitslag aan God overlatende. De kist is goed en wel overgekomen. De daarin bevatte Tivertonsche modeärtikelen zijn, naar mijn inzien, voorbeelden van smaakvolle teekening en voortreffelijken arbeid. Ik was belet de kist, zoo spoedig ik wel gewenscht had, aan nazly hanum aan te bieden, vermits de Heer hekekyan zich met den Pacha te Alexandria bevond. Vrijdag, den 28sten der vorige maand, is hij hier gekomen, en des anderen daags noodigde ik hem met zijne vrouw en gezin, om de overgezondene goederen in oogenschijn te komen nemen. Hij werd door de schoonheid der menigerlei zakken, | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
matwerk, beurzen, schoenen, kindergoed enz. bijzonder verrast; maar vooral bevielen hem de wetenschappelijke platen voor de jonge Prinsen. Hij merkten aan: ‘kundigheden van dezen aard, Miss. halliday, zijn het, welke wij het meeste noodig hebben.’ Hierop raadde hij mij, de kist Maandag te overhandigen, daar zijne Hoogheid voornemens was, dien dag ten drie ure naar de Casa Debora te komen. Den nacht, vóór deze mijne eerste voorstelling aan den Pacha bragt ik grootendeels met bidden door. Des Maadags pakte ik de kist met de uiterste zorgvuldigheid, de voorwerpen in de gunstigste ligging schikkende, en in zoodanig eene volgorde, als ik dezelve dacht te gebruiken. Toen ik in den Harem aangekomen was, en mij als naar gewoonte aan hare Hoogheid had voorgesteld, deed zij de kist terstond binnenbrengen, en verlangde, tot mijne groote spijt, dat ik dezelve onverwijld zou openen. Hiertegen kon ik niets inbrengen, en merkte slechts aan, dat de Pacha den wensch te kennen had gegeven, dat de inhoud der kist het eerst aan hem vertoond zou worden. Zij zeide, dat zij dit wist; maar desniettemin bleef zij er op staan, dat de kist voor haar geopend wierde. Derhalve was de kist weldra uitgepakt, gelijk ook eene groote mand, die poppen, boeken en dergelijke dingen bevatte. Het eene werd hier, het andere ginds geworpen, zoodat de voorwerpen zich weldra in de heerlijkste wanorde bevonden. In al deze verwarring had ik het grootste geduld noodig, dewijl ik elk oogenblik vreesde, dat de Pacha komen zou. In den Harem vond ik, zoo als ik hierboven had behooren aan te merken, meer dan honderd dames, inzonderheid uit de gezinnen der Beis en der voornaamste Effendi's, welke te dezer gelegenheid opzettelijk genoodigd schenen te zijn. De medegebragte dingen verwekten algemeene bewondering. In den beginne hoedde hare Hoogheid zich, volgens echt Turksch gebruik, om al te veel verbazing te laten blijken; maar toen de betere voorwerpen te voorschijn kwamen, vergat zij deze ingetogenheid. Toen ik het portret der Koningin toonde, vroeg zij terstond, of onze Koningin getrouwd was. Ik had groote moeite, haar te doen begrijpen, dat hare Majesteit nog geen gemaal had, maar krachtens haar eigen regt en alleen regeerde; en toen ik haar nu verder verhaalde, dat de magt der Koningin van Engeland zoo groot was, als die van eenig Sultan zijn kon, scheen zij in ver- | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
bazing verloren. Thans pakte ik de goederen weder in de kist, en had dezen arbeid nog naauwelijks voleindigd, of de Pacha zelf verscheen met zijn gevolg. De Prinses, hare zusters, de vrouwen van den Pacha en zijne kleine zoontjes kwamen allen hem uit den Harem te gemoet. Hij bleef in het, tusschen het tot algemeene ontvangst bestemde paleis en den Harem gelegene, middelgebouw. Spoedig kwam men mij met mijne kist afhalen. Het vertrek, waarin ik gebragt werd, was in den Franschen smaak prachtig gemeubileerd, en hier zag ik, wat geene Europesche vrouw misschien ooit gezien heeft, den Pacha mehemed-ali, gelijk eenen ouden patriarch, in het midden van zijn gezin. Hij lachte mij toe, toen ik binnenkwam, en vroeg op de minzaamste wijs naar mijnen welstand. Vervolgens werd de kist geopend. Nazly hanum wees hem de voorwerpen, welke zij voor de fraaiste hield; maar zijne vrouwen lieten hem de kinderkleederen zien. Zijne blikken drukten liefdevolle genegenheid voor al de leden zijner familie uit. Men scheen zich in zijne tegenwoordigheid geheel ongedwongen te gedragen, en de beide kleinen, mohammed-ali en allam-bey, vielen hem werkelijk lastig, daar zij aanhoudend aan zijne kleederen trokken, en met het grootste ongeduld hem vragen deden over het gebruik van al de nieuwigheden, welke zij zagen. De arme visscher en zijne vrouw waren weldra van hun voetstuk af, daar mohammed-ali meende, dat het beter was elk afzonderlijk te hebben; hij was overigens over zijn speelgoed in verrukking. De Pacha echter schonk de meeste oplettendheid aan den wereldglobe en aan het model van den Theems-Tunnel, welke stukken hij hun uitlegde. Het bezoek, door de Koningin in de City afgelegd, werd mede naauwkeurig opgenomen; welk voorwerp zijne Hoogheid mij zeide, hem door hekekyan verklaard te zijn. Nadat de dingen genoeg bewonderd en gelijk het behoort door elkander geworpen waren, gaf de Pacha mij den nachtgroet; een teeken voor allen, om zich te verwijderen. Ik verliet met de Prinses het vertrek, en begaf mij kort daarop naar huis. Wanneer de Pacha volgens zoo kort een tooneel beoordeeld mogt worden, zou zijn familieleven in het gunstigste licht verschijnen. Het is, wel is waar, in Egypte genoeg bekend, dat hij een zeer liefderijk vader is; en evenwel werd ik door zijne goedheid, gelijk zij zich hier voor mijne oogen ver- | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
toonde, verrast. Zijne gestalte is beneden de middelbare grootte, en hij ziet er zeer verouderd uit; zijn gelaat is sterk door de zon verbrand, en, gelijk niet anders te verwachten is, zeer gerimpeld; zijn baard melkwit, zijne oogen zwart, diepliggend en doordringend; zijn gewaad was hoogst eenvoudig, en hij droeg niet het geringste versiersel. Mijne weezen bevinden zich zeer wel, en maken snelle vorderingen in het Engelsch. Ik heb er tegenwoordig slechts drie. De kinderkleedjes zijn een zeer aangenaam geschenk geweest, en vormen voor hen allerliefste zondagspakjes. Ik wenschte, dat gij mij eenige paren sterke Engelsche schoenen voor kinderen van zes, acht en negen jaren wildet toezenden; schoenen zijn hier zeer duur. Engelsche dameshoeden zijn in het geheel niet te krijgen. Ik kleed de kinderen op de Engelsche wijs, wijl dit het goedkoopst uitkomt. De Grieksch-Syrische patriarch heeft mij vele moeijelijkheden veroorzaakt; door zijn toedoen moesten, omtrent drie maanden geleden, al de Syrische meisjes mijne school verlaten. Deze nu zijn, tot mijne groote vreugde, verleden Maandag alle te zamen wedergekeerd, en arbeiden thans vlijtig, om in te halen, wat zij verzuimd hebben. In het Turksch heb ik, ten gevolge mijner ziekte en bij gebrek aan boeken, slechts weinig vorderingen gemaakt. Ook nemen inderdaad mijne bezigheden mij zoo geheel en al mijnen tijd weg, dat ik vrees die taal nog in lang niet te zullen kunnen spreken. Bezat ik deze bekwaamheid, zoo zou zich voor mij een groote werkkring openen; want zeker zou ik in dezen Harem vele toehoorders hebben, ofschoon ik er geene lezers vinden kan.
Brief van hekekyan-effendi aan Miss halliday, (thans Mevrouw lieder) verzeld van een Adres der Egyptische Prinsessen aan het Vrouwengezelschap te Londen. | |||||||||
Kairo, den 7 December 1838.Bij mijne terugkomst van Oud-Kairo vond ik uwen brief. Mijn tijd veroorlooft mij niet, tot u te komen; dus wil ik u liever eenen langen brief schrijven. Vooreerst moet ik u zeggen, dat Zijne Hoogheid de Pacha zeer aangedaan is over de menschlievendheid en godsvrucht der Engelsche Dames van het Gezelschap tot bevordering der vrouwelijke Opvoeding in het Oosten, en dat hij hare Hoogheid nazly ha- | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
num en de overige Prinsessen van zijn gezin bijzonder aanbevolen heeft, dit voorbeeld in zijn rijk te volgen. Het blikken kistje, hetwelk hiernevens gaat, bevat onderscheidene stukken van Oostersche vrouwenkleeding en tooi, alle uitsluitend in den Harem des Pacha's vervaardigd, als erkentenis voor de door het Gezelschap overgezondene goederen. Tevens ontvangt gij eenen brief der Dames aan het Gezelschap, inhoudende de opregte uitdrukking harer gevoelens, en bewijs leverende van de weldadige werkingen, welke de pogingen en aanmoedigingen van het Gezelschap reeds te weeg gebragt hebben. De blaauwe tarka, of hoofdsjerp van krip, door hare Hoogheid de gemalin van ibrahim-pacha eigenhandig gewerkt, was voor hare Majesteit de Koningin (van Engeland) bestemd, daar die Prinses, gelijk de Kadin-Kiaia mij berigt, geloofd had, dat hare Majesteit aan het hoofd van het Gezelschap stond. Ik heb echter geraden, dat alleen aan u de wensch tot overhandiging daarvan te kennen gegeven en in den brief zelven van niets dergelijks gewag gemaakt zoude worden; terwijl ik haar te gelijk het eigenlijke bijzonder karakter der zaak uitlegde, hetgeen zij nu ook volkomen begrepen heeft. De uit Engeland gezondene, voor mohammed-ali en allam-bey bestemde boekwerken zijn mij in handen gesteld geworden, met bevel van zijne Hoogheid den Pacha, dat ik dezelve in het Turksch moet overzetten. Gelijk van zelf spreekt, rust op mij de pligt, hierbij geenen tijd te verzuimen; edoch mijne veelvuldige andere ambtsbezigheden veroorloven mij slechts, mijne tusschenuren aan dit werk te besteden. Ik zou wel gewenscht hebben, dat de boeken in het Fransch geschreven waren, daar velen onzer Arabieren, welke juist niet met arbeid overhoopt zijn, die taal verstaan. Het is mijn oogmerk niet, u eene vleijerij te zeggen, wanneer ik u verzeker, dat men in den Harem ongemeen met u tevreden is. Mijne vrouw verhaalt mij, dat de vrouwen er over de Engelsche Dames met verrukking spreken, en verklaren, dat zij, onder alle haar immer voorgekomene Frankische Dames, in talenten en zedelijke beschaafdheid op den hoogsten trap staan. Hoe jammer, dat gij met haar niet kunt spreken! Voor alle dingen moet ik u aanbevelen, de Turksche taal te bestuderen. Gij zult niet eer in staat zijn, wezenlijk goed te stichten, voor gij u met haar kunt onderhouden. Zoo lang het u niet mogelijk is, haar uwe | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
denkbeelden mede te deelen, zal het u slechts gelukken, haar in het naaijen, borduren enz. te onderwijzen, gevolgelijk haar slechts handwerken te leeren, die zeker ook niet ongeschikt zijn, om u later eenen weg tot haar hart te banen. Ik kan u echter ook niet te dringend aanbevelen, uiterst behoedzaam en voorzigtig te zijn.Ga naar voetnoot(*) De eindelijke uitslag van uw pogen, of liever van dat uwer navolgers, hangt er van af, Laat de vrucht eerst rijp worden, dan kan men ze plukken. Deze werking kunt gij niet bespoedigen, door op eenmaal de grootstmogelijke hoeveelheid warmte en lucht zaam te dringen op iets, waartoe jaren vereischt worden; zoo doende zoudt gij de plant in hare kiem verstikken. In dit geval zou het verwijt niet op haar (te weten de vrouwen) vallen, maar gij zoudt uzelven moeten beschuldigen, de oorzaak van het mislukken uwer eigene poging geweest te zijn. Ik schrijf u in den verbloemden stijl van het Oosten; maar ik hoop, gij begrijpt, wat ik meen. Ik vertrouw, gij zult mij niet met de gelijkenis der Londensche kermispeer antwoorden. | |||||||||
Schrijven der Vrouwen uit den Harem van den Pacha Memed-Ali aan de Vrouwenvereeniging te Londen.(Woordelijke overzetting.)
Aan de hoogeerbare Leden van het Gezelschap, hetwelk zich moeite geeft en ook de noodige middelen aanschaft, om onderwijs en opvoeding onder de Vrouwen der Oostelijke landen te verspreiden.
Den 13den dag van den Ramazan 1254.
Te dezen tijd hebben wij een geschrift van vriendschappelijke bewijzen uwentwege ontvangen, benevens uitgelezene geschenken van onschatbare waarde en van ongemeene schoonheid en pracht, de vruchten uwer eeuwiglijk deugdzaam bezige handen gedurende uwe rusturen. Uwe welwillende zielen, gedreven door de volheid van vrome godsvrucht, door het overstroomende gevoel van deer- | |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
nis en liefde voor het menschengeslacht, doen een' hoogen graad van blijmoedige volharding blijken, om onder ons, dat is te zeggen, onder het gezamenlijke der vrouwelijke kunne, de aanneming van onderwijs en opvoeding te bevorderen, ten doel hebbende derzelver geluk en levensrust; en waarlijk gij zijt ons een voorwerp van bewondering, van vreugde en van eenen onze navolging waardigen ijver geworden. Terwijl wij, in de bewaring van onschuld en reinheid, het beminnelijke voorbeeld uwer voortreffelijke eigenschappen navolgen, gevoelen wij het ook als eenen verbindenden pligt - zoo ver de afgezonderde toestand, waarin wij leven, zulks veroorlooft - onze krachten in te spannen, om de middelen en wegen aan te wenden, die voor het geluk dergenen vereischt worden, die moeders zijn, die huisgezinnen en kinderen in deze landen hebben; te weten, dat wij een deel van de ons door God verleende vermogens en middelen bezigen en opofferen willen, met het voornemen om onze meisjes te onderwijzen en op te voeden, welker wangen met de bloemen der jeugd versierd zijn. Voorts heeft de menschlievendheid, welke gij voor het onderwijs en de opvoeding der vrouwen in onze landen aan den dag gelegd hebt, onze harten met eene zachte roering vervuld. Uwe goedkeuring over de zwakke mate van inspanning en van ijver, welke wij aan ditzelfde voorwerp gewijd hebben, heeft ons aangemoedigd, en zeer waren wij verheugd over de betuigingen van toegenegenheid, welke gij de genade gehad hebt ons te doen geworden. Ten slotte verzoeken wij, dat het u behagen moge, als een bewijs onzer erkentenis en dankbaarheid, en overeenkomstig de gebruiken der vriendschap, het geringe, dat wij bieden, aan te nemen; het zijn voorwerpen, die bij ons in gebruik en de bezigheden onzer vriendschapshanden zijn. Wij bidden God, den Allerhoogsten, dat gij voor uwe weldadige bemoeijingen, om het geluk der vrouwen in de onderscheidene landen van het Oosten te vermeerderen, eeuwige belooning ontvangen moogt, en dat hetzelve zich even zoo bij u mag verhoogen, als het bij haar zich verhoogt. En wij nemen ook deze gelegenheid waar, om u te berigten, dat uwe bodinne, de edele halliday, welke in deze landen in uwe dienst bezig is, ons wegens hare zeldzame | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
wetenschap wel gevallen, en dat haar uitmuntend gedrag den grondsteen der toegenegenheid gelegd heeft.
(Geteekend:)
|
|