Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840

Cooper en zijne afkomst.

De Heer james fenimore, de bekende Amerikaansche Schrijver, heeft te Niouw-York een proces van injurie tegen den Heer webb, uitgever van het aldaar verschijnende dagblad the Enquiren, begonnen, omdat deze, tot wederlegging van eene opgaaf in coöper's jongste werk (Home as fourd), in zijn blad eenige ophelderingen over de afkomst van den Heer cooper gegeven had. Laatstgemelde moet zich, in gemeld werk, als eene soort van Amerikaanschen Lord hebben voorgedaan, die eene opvoeding genoten had, zoo als zulks in de Vereenigde Staten zelden het geval is. Hiertegen voert de Heer webb aan, dat de Heer cooper, wel is waar, van eerlijke, doch tot zeer lagen stand behoorende lieden afstamt; dat zijn vader een vischkooper geweest was, die zijne waar langs de straten van Burlington had uitgevent; dat deze naderhand, toen hij eenig vermogen verzameld had, eene wagenmakerij had aangelegd, en hierbij zoo zeer vooruitgekomen was, dat hij tot Vrederegter van het oord, waar hij thans nog woonde, gekozen geworden was; dat de grootmoeder van den Heer cooper, van moederszijde, op de markt te

[p. 47]

Philadelphia moeskruiden en andere groente verkocht, en zich daarbij, dit moest men zeggen, zulk eenen naam verworven had, dat men er zich nu nog de oude moeder fenimore en hare voortreffelijke waren herinnerde. - Ontwijfelbaar behoorde de Heer cooper, wanneer het met de zaak inderdaad zoodanig gesteld is, deze openbaarwording van zijnen stamboom eer als eene huldiging, dan als grond tot een proces van injurie, op te nemen; want ontwijfelbaar strekt het hem tot des te grooter eer, onder zulke omstandigheden zijnen ver verbreiden letterkundigen roem verworven te hebben. Ondertusschen schijnt het, dat de Heer cooper werkelijk bewijs van zijne voorname afkomst wil leveren, en vandaar het geding, met hetwelk de niets verzwijgende faam zich gehaast heeft, ook het lezend publiek aan deze zijde van den Atlantischen Oceaan bekend te maken.