‘Dit verlang ik steeds; maar nu verzoek ik u, verberg mij niets; verhaal mij opregt alles, wat gij weet.’ - ‘Sire, zoo moet ik u dan bekennen, dat toen ik de armee verliet, allen, van den Opperbevelhebber tot den laatsten soldaat, in onbeschrijfelijke vrees verkeerden...’ - ‘Wat zegt gij? Van waar kwam die vrees? Is het mogelijk, dat mijne Russen zich door het ongeluk hebben laten nederslaan?’ - ‘Neen, Sire, zij vreezen alleen, dat gij, in de goedheid uws harten, vrede mogt sluiten; zij branden van begeerte om te strijden, en u door hunne dapperheid en door de opoffering van hun leven te bewijzen, hoe zeer zij aan u verknocht zijn.’ - De Keizer klopte nu michaud op den schouder en zeide: ‘Gij hebt mij een pak van het hart genomen; gij hebt mij gerust gesteld. Keer naar de armee terug; zeg mijnen getrouwen onderdanen, overal, waar gij doorreizen zult, dat, zelfs
wanneer mij niet een eenig soldaat meer mogt overblijven, ik mijnen getrouwen Adel en mijne wakkere boeren zal oproepen, zelf hen zal aanvoeren, en al de hulpmiddelen van mijn rijk in beweging zal brengen. Rusland biedt meer hulpmiddelen aan, dan de vijand waant. Wanneer het echter door het lot en Gods Voorzienigheid bepaald mogt zijn, dat mijn geslacht niet langer op den troon mijner voorvaderen zal heerschen, zoo zal ik, nadat ik alle pogingen uitgeput heb, mij eenen baard tot hiertoe (met de hand op zijne borst wijzende) laten groeijen, en liever mij getroosten, in het diepst van Siberië van droog broed te leven, dan de schande van mijn vaderland en van mijne wakkere onderdanen, welker opofferingen ik naar eisch waardeer, te onderteekenen. De Voorzienigheid beproeft ons; wij willen hopen, dat zij ons niet verlaten zal.’ Bij deze woorden begon de Keizer in het vertrek op en neder te gaan; zijn gezigt vlamde. Met rassche schreden naar michaud terug keerende, drukte hij hem de hand, en zeide: ‘Vergeet niet, wat ik u thans zeg; misschien komt er een tijd, waarop wij het ons met genoegen herinneren zullen: napoleon of ik, ik of hij! Beide te gelijk kunnen wij niet regeren. Ik heb hem leeren kennen; voortaan bedriegt hij mij niet meer.’ - ‘Sire,’ antwoordde michaud, ‘uwe Majesteit onderteekent op dit oogenblik den roem van uw volk en de redding van Europa.’ - ‘Moge uwe voorspelling vervuld worden!’ zeide alexander; ‘begeef u ter rust, en houd u gereed naar de armee terug te keeren.’
Dit uiterst belangrijk gesprek heeft, naar des Schrijvers verzekering, van woord tot woord aldus plaats gehad, daar Graaf michaud onmiddellijk na hetzelve den inhoud daarvan opgeschreven