Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Potter in 1829 en in 1839.
Omnes, quibus res sunt minus secundae, magis sunt, nescio quo modo,
Suspiciosi: ad contumeliam omnia accipiunt magis:
Propter suam impotentiam se semper credunt negligi,
terentius.
De Belgische Revolutie is in zoo verre afgeloopen, dat hare bewerkers derzelver doel bereikt, en velen meer verkregen hebben, | |
[pagina 20]
| |
dan zij oorspronkelijk verwacht hadden. De verwachting van velen is dus overtroffen geworden; maar zoo als het steeds gaat, anderen zijn grootendeels te leur gesteld, en sommigen hebben zich geheel bedrogen gezien. Het is de beruchte de potter, wien dit lot inzonderheid te beurt is gevallen. Een oogenblik de afgod des volks geweest zijnde, is zijn val des te grooter geworden, naar mate zijne tijdelijke verheffing buitengewoon was. Dergelijke lotwissel is echter geene zeldzaamheid in de geschiedenis der omwentelingen, en de potter is niet de eerste in België geweest, die, na eene kortstondige aanzienlijke rol gespeeld te hebben, spoedig wederom van het tooneel zoodanig is afgetreden, dat tot zijnen naam toe als der vergetelheid is prijs gegeven. Terwijl zijn staatkundig bestaan slechts van korten duur heeft mogen zijn, schijnt hij in deze zoo snelle lotwisseling niet te kunnen berusten, althans niet stilzwijgend van het tooneel der woelingen te willen aftreden. Alle staatkundige bemoeijingen voor hem, voor het tegenwoordige, geheel afgesneden zijnde, wil hij toch van dat tooneel niet zoodanig verwijderd zijn, dat er niet eenige herinnering aan hem zoude overblijven. Hij heeft, als om deze te verlevendigen, dezer dagen Gedenkschriften uitgegevenGa naar voetnoot(⋆), waarin hij de Belgische beroeringen wil schetsen, en dus gelijktijdig van zichzelven spreken kan. Deze Gedenkschriften zullen, vertaald, spoedig het licht zien en bij ons desgelijks meer bekend worden. Het lust mij, de aandacht eenige oogenblikken bij dit werk te bepalen, niet zoo zeer om hetzelve te beoordeelen, als wel om bij den zonderlingen man zelven te blijven stilstaan; niet zoo zeer omdat de potter buiten en in zijn boek als een buitengewoon man is opgetreden, als wel om in hem een voorbeeld eener telkens terugkeerende of zich herhalende misleiding van zichzelven te zien. Zoo schijnen de lessen der Geschiedenis steeds vergeefs gegeven te worden, en hare waarschuwingen niet voor herhaalde misslagen vrij te waren. Doch laat ons hooren, met welke woorden de potter zijn werk aankondigt. ‘De Belgische Revolutie, in 1829 voorgenomen,’ zoo zegt hij, ‘is in 1830 ten uitvoer gebragt en reeds in 1839 ten grave gedaald; zij behoort voortaan tot de Geschiedenis. Mijne herinneringen, ofschoon slechts persoonlijk, zullen evenwel | |
[pagina 21]
| |
niet zonder nut wezen voor de genen, die in het vervolg hare geschiedenis zullen schrijven.’ Ziet daar het oogmerk van den Schrijver voor het algemeen. Beoogt hij daarbij ook iets voor zich? Eene betere beoordeeling, zelfs goedkeuring, van de toekomst, welke het tegenwoordige hem ontzegt. Hij verwacht haar, op grond der achting, welke hij vooronderstelt, dat dit zijn gedrag verwerven moet. Hij verwacht zelfs door den tijd vrijgesproken te worden van alles, wat hem te laste is gelegd geworden. Daartoe zal hij zijn gehouden gedrag in de tijden der beweging en der moeijelijkheden blootleggen. Zijn streven zal zijn, zich gelijk te blijven, gelijk hij zegt onder alle wisselingen steeds dezelfde geweest te zijn. Hoe vele redenen hij ook moge hebben tot ontevredenheid over velen, hij is niet voornemens iemand moedwillig aan te randen. Slechts hen zal hij bij name moeten noemen, wier namen in de geschiedenis als ingevlochten zijn, waarvan hij de daadzaken verhalen moet. Hij wil zich niet verheffen, om anderen te verguizen! Hij begeert slechts, bij de achting der tijdgenooten, kracht, om de verontwaardiging van anderen te dragen, en den smaad of laster, die hem te beurt viel, te verachten. Hij schroomt echter niet, te belijden, dat hij in de eeuw der wijzen de rol van eenen dwaas gespeeld heeft!Ga naar voetnoot(⋆) Had hij dit eerder bedacht, hij zou de wrange vruchten eener dwaze onderneming, gelijk hij zulks later nog krachtiger belijdt, niet geplukt hebben; hij zou bewaard zijn gebleven, zich als een dwaas te moeten aanklagen, en op hem zou de beschuldiging, van welke hij zich niet kan vrijpleiten, niet nederkomen, eene verraderlijke rol gespeeld te hebben. Of verdient zijn gedrag zulken naam niet, toen hij hem in het vertrouwen medegedeelde staatsstukken openlijk bekend maakte, en met welk doel?! Hoe kon men zulk eenen man zoodanig vertrouwen schenken? Door eenen libri in den arm te nemen, was men reeds aanvankelijk op den weg, zich verder van verleerde middelen te bedienen.Ga naar voetnoot(⋆⋆) | |
[pagina 22]
| |
De zending van den Graaf de celles naar Rome moge door de potter als eene Capucinade voorgesteld en belagchelijk gemaakt worden; zijne latere handelwijze, omtrent hetgeen een uitvloeisel van het gesloten Concordaat was, kan in geen belag chelijk daglicht geplaatst worden. Zijne handelingen zijn hier geheel in strijd met die van eenen man, die zegt uit een zuiver beginnsel te handelen; zij zijn geheel onbestaanbaar met het karakter van een eerlijk man. Wat de potter later ook moge gedaan hebben, om den naam van een opregt Democraat te verdienen, deze smet zal niet ligt af te wasschen zijn, en vooral niet bij het nageslacht werken, om hem eene achting te verwerven, op welke hij zoo veel prijs schijnt te stellen. Hoogstens kan hij op verschooning aanspraak maken, als die der verblindheid het niet scherp wil toerekenen. En waar het paswoord was: Honnisons, bafouons les ministeriels,Ga naar voetnoot(⋆) daar voerde de bezadigdheid niet meer het woord. Waar en wanneer zóó de hartetogten tieren, daar kunnen ook billijke grieven niet meer naar behooren verdedigd worden. En zulk een man kan, na zulk een gepleegd feit, nog te zijner verontschuldiging zeggen: On m'avait provoqué et fait monter sur la brêche! Doch waartoe den man scherper gegispt, dan de regtvaardige vergelding hem reeds bezocht heeft? Of zegt het niets, binnen een' zeer korten tijd als vergood te worden, om zoo veel te gevoeliger kort daarna tot het onderwerp eener spotprent gemaakt te worden? Het volk, 't welk de potter bij zijne aankomst, gelijk hij dit vernaalt, met rijtuig en al optilde, gaapte vervolgens lagchende de potter's beeld aan, op eene prent ten toon gesteld, met een dwangjak aan, gereed om een drupbad te ontvan- | |
[pagina 23]
| |
gen, ten einde zijn verbijsterd brein tot rede te brengen. Eene wijze van behandeling, die somwijlen bij krankzinnigen wordt gebezigd, om ze tot bedaren te brengen! Dit geschiedde nogtans niet na een lang tijdsverloop, neen - binnen een' zeer korten tijd. Wie herinnert zich hier niet mas-anielio en andere volksmannen van den dag? En wat hebben alle zijne bemoeijingen hem aangebragt? Gevangenis, regtsgedingen en ballingschap, toen hij zich tegen het wettig gezag met allerlei en daaronder ongeoorloofde middelen verzette. En toen hij zijn heilloos oogmerk bereikt had, teefde hem eene spoedige verwijdering van het bestuur en volslagene vijandschap met alle zijne vroegere schijnvrienden. Ja, mag men hem geloof geven, dan is hij er niet verre van af geweest, zijne genemene moeite voor het volk, door het volk, met den strop bekroond te zien! Zóó zoude het wufte volk een' zijner ijverigste voorvechters beloond hebben! Maar wat laat zich ook van eene volksgunst verwachten, welke op zulke losse schroeven gesteld is; en hoe kon de potter een ordelijk gedrag verwachten, waar hij een der ijverigsten was geweest, om de banden gewelddadig te verscheuren, waardoor het mantschappelijk bestaan zaamverbonden moet gehouden worden? De potter, die zijn oogmerk langs slinksche wegen en door averegtsche middelen bereikt had, tracht nu aan zijne bedoelingen een gunstiger houding te geven. Men zou die zelfs in sommige opzigten kunnen goedkeuren, indien zij niet geheel en al in strijd waren met de geaardheid der menschen. Daar en boven rusten zij op grondslagen, die alle vaste beginsels missen. Indien de man, die hier zijne grondstellingen blootlegt, niet zelf zijnen toen vierenveertigjarigen ouderdom beleed, men zou hem houden voor een kuiken, dat zoo pas uit den dop gekropen was.Ga naar voetnoot(⋆) Vrijheid in alles en voor allen! Het menschelijk verstand is onvoorwaardelijk vrij, en buiten verantwoording jegens de menschen! De burgers zullen slechts burgers wezen; burgerpligten zullen zij beoefenen; geen onderscheid zal er wezen van Roomschen of niet-Roomschen; geloovigen, priesters, monniken, nonnen, zelfs | |
[pagina 24]
| |
Jezuiten zullen alleen als burgers in aanmerking komen; alle deze onderscheidingen zijn ijdele klanken; en dat alles zou gebeuren in de eeuw, welke de Schrijver met den naam bestempelt van die van het Egoisme logique!!! Had hij toch vroeger ingezien, dat men met zulke beginsels onder het geslacht der wijzen van die eeuw de rol van eenen dwaas moet spelen! Wel mag hij dit alles begoocheling der gevangenis noemen. Hadden de Petit-Carmes hem maar wijzer gemaakt! Wijzer, althans behendiger, zijn de potter's medeärbeiders (sommités revolutionaires door hem genoemd) te werk gegaan. Hij erkent dit zelf, en noemt zijne vroegere vrienden rogier en van de weyer amis des dignités solides et honneurs positifs! den Heer de merode, conservateur ne de l'aristocratie de cour et de religion de sacristie; terwijl de Heer plaisant er den draak niet mede zoude gestoken, maar zijnen vriend hebben laten ophangen, had hij daardoor de rust van het pasgeboren België kunnen verzekeren! En dat alles omdat de potter, zoo als hij dit doet voorkokomen, als van zelf nu in strijd met zijne vroegere vrienden, eeuwigen haat wilde gezworen hebben aan het Despotismus; - omdat hij eenen afkeer had van alle monopolie of voorregten. Verder verlangde hij den heiligsten eerbied voor de vrijheid van iedereen, de opregtste erkenning zoo wel van burgerlijke als politieke gelijkheidGa naar voetnoot(⋆) voor alle Belgen. Met één woord, hij streefde naar de onbeperktste vrijheid van het menschelijk geweten, hetwelk zich op allerlei wijze mogt openbaren, zonder dat de wet er den minstmogelijken invloed op zoude uitoefenen. In zulk eenen geest wilde hij een vertegenwoordiger van den wil en de kracht des volks wezen. Tot den einde toe wilde hij het volk bij deze pligtsbetrachting bepalen, of alles omverstooten, wanneer het zich van deze beginsels mogt verwijderen. Dit alles wilde een man, die toen een' reeds meer dan vierenveertigjarigen leeftijd bereikt had, en van zichzelven getuigde: ‘Ik had meer ondervinding van menschen en zaken dan tielemans,’ die | |
[pagina 25]
| |
echter, bij mindere ondervinding, over deze en meer andere zoete denkbeelden van de potter zich zeer naïf of schalks uitdrukte: faire de la liberté et de la justice sur le papier. Bij zulke uiteenvloeijende gevoelens baart het nu ook geene bijzondere verwondering meer, dat er spoedig eene verwijdering volgde onder de caractères les plus distingués et les esprits les plus sages, die de Belgische omwenteling beraamd hadden. Ondertusschen kan men den Heer sylvain van de weyer niet van onwellevendheid vrijspreken, wanneer hij zijnen vriend de potter eenen even slechten vriend als burger noemt (aussi mauvais ami que mauvais citoyen.) Dat tielemans, die eerst het Gouvernement verried, later zijnen vriend en weldoener ondankbaar behandelde, ligt in den aard der dingen! Maar, al ware er ook niet zoo veel eigenbelang tusschenbeiden gekomen, de grondbeginsels der Belgische omwenteling konden op den duur niet zaamverbonden blijven. Het was eene gedrogtelijke zamenspanning van de zoogenoemde Catholieke met de Liberale partij tot één doel, het omverwerpen van het wettig beheer. Op haarzelve was elke partij te zwak; vereenigd, konden zij het Bestuur het hoofd bieden. Elke partij had den afzonderlijken tegenstand reeds beproefd, maar, verdeeld zijnde, had het Bestuur daar steeds partij van weten te trekken. Eindelijk: vond er tusschen beide partijen in zoo verre eene toenadering plaats, dat de eene partij de andere verschalkte, om haar tot het bereiken harer oogmerken te dienen, onder schijn van gemeene zaak te maken. Welke partij spoedig de bovenhand zoude krijgen en dan de andere laten varen, zelfs, ware het noodig, ten onder te brengen, heeft de uitkomst spoedig getoond. De eensgezindheid in den beginne, waarover de potter uitweidt, duurde niet langer dan men de dommekracht der Liberalen noodig had, om datgene omver te werpen, wat der andere partij in den weg stond, die nimmer met het vrijheids- en gelijkheidsstelsel van de potter zich vereenigen kon. Hoe kon die de potter, die op zoo vele ondervinding zich beroept, ooit gelooven, dat de latere Bisschop van Luik met alle de zijnen met een stelsel kon ingenomen wezen, waarin van geene geestelijke onderscheidingen iets zoude inkomen? Uit zulk een oogpunt wilde een aantal menschen, die de potter eerst later naar waarde heeft leeren kennen, de onafhankelijkheid niet. Die zoude velen niet gebragt hebben tot hetgeen de potter verloren heeft, wien de oogen te laat opengingen, toen hij met der daad ondervond, dat, wie nog eenig gevoel van eigen waarde heeft, spoedig, door de kuiperijen van die iets anders | |
[pagina 26]
| |
dan gelijkheid willen, het veld ruimen moet. Heeft de potter, door zijn gedrag ter bewerking der beroeringen, de achting der weldenkenden verbeurd, men gevoelt toch zeker medelijden met hem, die aan het Congres zich moet onttrekken, omdat al aanstonds een andere weg werd ingeslagen, dan gebeurd zou zijn, ware men meer aan vastgestelde beginsels getrouw gebleven. Dan, de potter heeft geen ongelijk, de meeste Revolutiën loopen eindelijk uit op eene keukenzaak - de honger is een scherp zwaard, zeggen sommigen, in elk geval eene niet minder sterke drangreden, om zich van den een' of anderen voordeeligen post meester te maken, ten einde gelijktijdig in de belangen der lieve vrouw en kinderen te kunnen voorzien. Had de potter dit vroeger in zijn eigen belang wél begrepen, hij had niet tot eenen stand behoeven terug te keeren, waaruit hij zich nooit had moeten begeven. Om tot deze gave van onderscheiding te komen, heeft hij vruchteloos geruimen tijd in de gevangenis doorgebragt, en de ballingschap heeft hem nog niet wijzer gemaakt, want daarop volgde nog eene kortstondige begoocheling; maar al spoedig zag hij in den Koning der Barricaden den toekomstigen Agent van het Koningenverbond. Zijne eigene landslieden hielpen hem echter later geheel uit den droom, door elk voor zich, als te vergeefs in aanmerking komende Koningscandidaten, nogtans op een goed heen- of inkomen bedacht te zijn; waarbij niemand tot dusverre beter schijnt gevaren te zijn, dan de vroegere vriend van den nu tot de vergetelheid teruggekeerden de potter, de Brusselsche Advocaat van de weyer. Immers welk een onderscheid tusschen de vroegere en tegenwoordige gesteldheid van dezen hedendaagschen Staatsman, tusschen de vroegere en tegengenwoordige omstandigheden van de potter! Omtrent het voorledene en het tegenwoordige laat de potter zelf zich aldus hooren aan het slot van het eerste Deel zijner Gedenkschriften: ‘Ik heb mij met eene iets ligtere beurs aan den strijd onttrokken, dan toen ik mij in denzelven gewikkeld heb, geheel het tegenovergestelde van hen, die failliet waren toen het spel begon, en nu, als door een' tooverslag, in vermogende kapitalisten en rijke grondbezitters herschapen zijn. In mijne jeugd heb ik in een zoogenoemd hotel van mijne ouders gewoond en eigen rijtuig, (equipage de maitre) zoo men dit noemt, gehouden. Nu ik tot meerdere jaren gekomen ben, woon ik in een nederig huis en ga te voet. Velen mijner voormalige vrienden, die vroeger zeer nederig leefden, spreiden thans eenen vorstelij- | |
[pagina 27]
| |
ken luister ten toon, en stallen hunne weelde met paarden en livereibedienden uit, sedert zij bij de omwenteling hunne rekening vonden (creve sous eux la haridelle révolutionnaire.) Zij verblinden aller oogen door den scandaleusen glans van eene meer dan koninklijke pracht. Deze zoogenaamde volksmannen, echter, veil voor elken buitenlandschen invloed, tot dien van Koning willem toe, zijn inderdaad behendiger geweest dan ik. Dat zij ook zoo gernst kunnen wezen als ik! Ik had, even als zij, het beheer over een gewest kunnen magtig worden, of eene plaats in den Staatsraad, of een winstgevend Gezantschap. of eene algemeene Directie, of het voorzitterschap van den Senaat; ik had zelfs naar den post van Minister kunnen streven - dat alles was te krijgen en lag ook voor mijne hand. Ik heb mij niet verwaardigd er de hand naar uit te steken. Ik weet, hoe belagchelijk ik mij door zulk eene belijdenis maak; maar ik ben verheven boven de dwaze valsche schaamte van sommige fatsoenlijke menschen, die beschroomd zijn als verschalkten (dupes) op te treden, te midden eener maatschappij, waar men zich verhoovaardigt nooit door iemand hedrogen te zijn, al zoude men daarmede ook vruchteloos de geheele wereld trachten te misleiden.’ |
|