onze jeugd bekend, toont ook hier weder, dat zij voor volwassenen onderhoudend verhalen kan. Wij hebben dit voortbrengsel van haar vernuft met zeer veel genoegen gelezen. In anna lapuchin schildert zij eene bekoorlijke Russische Gravin, die het met uitstekende deugd en standvastigheid uithoudt tegen de verleidelijke voorstellingen des Russischen Keizers, en wier onschuld schitterend zegepraalt over schandelijke hofïntrigues. Indien het zoo in de paleizen der Vorsten kan toegaan, en waarlijk, zoo stellen wij het ons voor, dikwijls zoo toegaat, dan vinden wij dat leven juist zoo heel benijdenswaardig niet. - Iwan derschawin is een zeer schoon karakter, aan wiens vroegeren levensloop een andere Roman van de Schrijfster gewijd is, dien de Vertaler in het vervolg ook in onze taal wil overbrengen. Welligt ware het beter geweest, dit eerst te doen, en daarna den onderhavigen aan te bieden. In simeon en den Graaf * worden echte lichtmissen geteekend, die elkander in de hoogste standen overal vrij gelijk blijven. En zoo wisselen de karakters der handelende personen zich behoorlijk af. Dat van maria beviel ons verreweg het minste, niet alleen van den kant der zedelijkheid, (dit spreekt van zelf) maar ook van dien der natuurlijkheid. Haar gedrag te Petersburg, vooral na de eerste ontmoeting met haren vader, is zeer onnatuurlijk. Zoo is ook hare verdwijning, na alles, wat voorafgegaan was, zelfs niet door den achtergelaten brief te verklaren. Bij ons althans heeft zij, blijkbaar tegen het doel der Schrijfster, die hare misstappen door zekere hartstogtelijkheid verontschuldigt, geene andere gewaarwording, dan die van diepe verachting, nagelaten. Ook hadden wij wel gewenscht, dat het voorgevoel van den dood haars vaders door de Schrijfster niet aan maria ware aangedicht, te meer, daar zij het daaromtrent gezegde (D. II. bl. 74) min of meer voor hare
rekening schijnt te nemen. Terwijl deze plaats voor ons ligt, valt het oog op de volgende bladzijde, waar iwan zegt: ‘Ik ben rijk; voor de eerste maal in mijn leven verheugt het mij, dat ik het ben’; terwijl hij toch reeds vroeger juist door zijnen rijkdom aan anna lapuchin de aanbieding tot ontvlugting had kunnen doen. Doch naar dergelijke kleinigheden willen wij niet angstvallig zoeken, omdat het onedelmoedig zou zijn, daardoor fijnheid van oordeel te willen uitstallen, bij volle goedkeuring van het plan en de bewerking van dezen Roman, wien wij het