de drukbezochte Rhijn-oevers, de badplaatsen en Zwitserland handelt, levert de Heer de sturler over het geheel niet meer, dan hetgeen men in de menigvuldige beschrijvingen van die streken en plaatsen telkens en dikwijls vollediger vindt voorgesteld. Anders is het echter gelegen met het verhaal van hetgeen de Schrijver in Parijs en Londen, en in het algemeen in Engeland, gezien heeft. Daar blijkt duidelijk, dat hij het gewigtig doel van zijne reis niet uit het oog verloor, namelijk de beschouwing van hetgeen voor hem, als bewoner van Java, het meest belangrijk en wetenswaardig was, met betrekking tot kunsten en wetenschappen, nuttige uitvindingen en verbeteringen, weldadige inrigtingen, heilzame gestichten, handels- en fabrijkzaken, scheepvaart, landbouw en dergelijke onderwerpen meer. Daar de Schrijver allerwegen van goede aanbevelingen voorzien was, en tot bereiking van zijn doel geene kosten spaarde, kon hij hierdoor veel bezigtigen, hetwelk men in andere reisverhalen niet beschreven vindt. De aanmerkingen, welke hij hier en daar over het Eiland Java mededeelt, en het stelsel van cultuur, aldaar ingevoerd, zullen voorzeker welkom zijn aan allen, die in dat Eiland belangstellen; en welk verlicht Nederlander zou dat, vooral in onze dagen, niet? De sturler drukt zijne denkbeelden duidelijk uit, en verhaalt in eenen onderhoudenden toon. Somtijds echter is hij niet vrij van onnoodige breedvoerigheid. Zoo vindt men bladz. 444 tot 454 zakelijk, bijna woordelijk, hetzelfde, hetwelk voorkomt in het aanhangsel bladz. 18 tot 26. Somtijds ook zijn zijne oordeelvellingen niet boven alle bedenking, zoo als daar hij maria stuart ‘het deerniswaardig slagtoffer’ noemt ‘der jaloezij van elizabeth, welke door de schoonheid van
maria stuart tot den hevigsten haat vervoerd werd.’ Ofschoon wij de terdoodbrenging der ongelukkige maria geenszins willen verontschuldigen, veel minder verdedigen, schrijven wij die veeleer toe aan staatkundigen naijver, dan aan minnenijd. Dat maria de medicis te Keulen begraven is, gelijk de Schrijver beweert, komt ons onwaarschijnlijk voor, dewijl de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, op verzoek van het Fransche Hof, bij resolutie van 20 December 1642, een zoogenaamd pasport gaven tot het vrij vervoeren van het lijk der Koningin-moeder naar Frankrijk over den grond dezer landen. Ook verwart hij een- en andermaal Koning karel II van