zoek naar den oorsprong en de oorzaken der roode kleur van de spieren. Hij werd wel eenigzins afgeschrikt door het verschil van de gevoelens der geleerden over dit onderwerp, hetwelk hij zediglijk meest daaraan toeschrijft, dat, bij gewigtiger nasporingen, men dit vraagstuk zoo dikwijls over het hoofd gezien heeft. Om deze reden dacht hij, zonder schijn van verwaandheid, aan deze stof tijd en onderzoek te mogen wijden.
Het door den Heer luyten gekozen onderwerp zal dus bestaan: in een onderzoek, of de kleur der spieren afhangt van derzelver bloed, in de fijnste (haar)vaten verdeeld, of wel dat het bloed eene innige verwantschap met de spiervezel aangaat, zoodat niet in het gevulde vaatstelsel, maar in de spiervezel zelve de oorzaak der roode kleur moet gezocht worden. Terzelfder tijd zal de Schrijver ook eenig onderzoek doen naar het verschil in de kleuring der spieren onderling, niet slechts bij verschillende dieren, maar in onderscheidene spieren bij een en hetzelfde dier. De ondervinding toch leert, dat de spieren wit zijn bij dieren, die meer wei (wit bloed) in de bloedvaten hebben; dat zij rood zijn, waar eigenlijk bloed, bloedvocht (liquor sanguinis) met bloedbolletjes aanwezig is. Vanhier groot verschil tusschen verschillende dieren; terwijl echter bij hetzelfde dier, van rood bloed voorzien, alle spieren niet dezelfde roode kleur vertoonen, en verder de kleur door alle leeftijden heen zich niet gelijk blijft. Bij de toetreding tot het onderzoek moest de Schrijver van zelf zich afvragen: wat hebben anderen tot dusverre gedaan en gezegd? (bl. 1-27.) Van het eigen onderzoek spreekt hij bl. 27-45. Uit een en ander leidt hij, van bl. 45, gevolgtrekkingen af. - Bij het nagaan van het onderzoek van anderen legt hij eene wijze spaarzaamheid in de aanhalingen aan den dag; de tekst raakt niet als begraven onder de aanhalingen, of, om met rabener te spreken, Noten ohne Text.
Uit het medegedeelde blijkt van zelf, dat de voornaamste Schrijvers het niet eens zijn over de oorzaak en den oorsprong der kleur in de spieren. De Heer luyten zegt bij het begin van dit gedeelte, dat de proeven, die het juiste