mate steunde de goed- of afkeuring ook op lossere of vastere gronden. De Bouwkundigen, zoo als dit ook behoort, hielden zich bij de toetsing van het Model aan de regelen der kunst; en onder dezen trad de Heer warnsinck op, en maakte, als Architect, eenige bouwkundige Aanmerkingen op hetzelve, vermeenende en bewerende, dat er zoo wel op den stijl, door den Heer zocher gekozen, als op het emplacement, gewigtige bedenkingen te maken zijn. Het eerste aangekondigde stukje bevat die aanmerkingen, in welke de Heer warnsinck, op grond van de Theorie der Bouwkunst, een en ander door aanhalingen uit vele klassieke Auteuren staaft, ontwikkelende in dezelve eene belezenheid en kennis, die tevens van zijnen smaak en zijne studie belangrijke proeven opleveren.
De Heer zocher, Bouwkundige, die in ons vaderland vele proeven zijner bekwaamheden, vooral in het aanleggen van openbare wandelwegen enz., leverde, en wiens Model door de Regering van Amsterdam was goedgekeurd, vermeende op deze aanmerkingen het stilzwijgen niet te moeten bewaren, maar liet een kort Antwoord volgen, hetwelk den inhoud van het tweede stukje uitmaakt. Wij ontveinzen niet, dat wij dit antwoord van den man van meerdere ondervinding en langduriger studie krasser en meer afdoende gewacht hadden; en wij verbeelden ons, wanneer het antwoord niet zoo onbeduidend ware geweest, dat de Heer warnsinck zulk eene wederlegging, als het derde stukje bevat, niet zoude hebben in het licht gezonden. Warnsinck, de zwakke zijde van zocher gevoelende, gaat, zoo als men zegt, nu meer op den man aan, en geeft hem, door de voorstelling van een 20tal (!) vragen, de handen vol, waardoor hij tevens bewijst, dat, geene zijner aanmerkingen krachteloos gemaakt zijnde, hij den schijn voor het publiek niet hebben wil, als ware hij door magtspreuken uit het veld geslagen. Wij stemmen toe, dat zocher's antwoord, op de in vele opzigten rigtige aanmerkingen van warnsinck flaauw is; maar wij hadden van den laatsten toch ook gewenscht, dat de theoretische beschouwingen meer waren uiteengezet, alleen om het belang der zaak, niet als een middel tot aanval, maar als eenen wegwijzer; en het is zeer te bejammeren, dat, hoe koel men zich ook omtrent de zaak meent te gedragen, ook hier, zoo het ons voorkomt, de hartstogten niet buiten het spel blijven, en wanneer deze zijn opgewekt,