Deugd en Ondeugd, of de Lotgevallen van Fridoline en Dorothea; een tegenhanger van het werkje van C. Schmid: Deugd en Ondeugd. Naar de tweede Hoogduitsche uitgave. Met Platen. Te Deventer, bij A, J. van den Sigtenhorst. In kl. 8vo. 132 bl. f 1-10.
Gelijk de met lof onder ons bekende schmid, onder den titel van Deugd en Ondeugd, de lotgevallen van den goeden Frederik en den boozen Diederik voor jonge knapen beschreven heeft, zoo beschrijft de zich alleen door de letters f.w. aanduidende Schrijver die van de goede Fridoline en de booze Dorothea ‘met den wensch, dat jonge meisjes ook hier aanleiding mogen vinden, om levendig te leeren inzien, welke onschatbare voordeelen een godsdienstige zin en eene, steeds aan zichzelve gelijkblijvende,’ (?) ‘onwankelbaar standvastige deugd, zelfs onder het grootste leed der aarde, aan het deugdzame hart schenken, daar integendeel slechts bange onrust, gedurige vrees en ten laatste de geduchtste straffen de bezoldiging der ondeugd zijn, ofschoon de Vader