Philaletes. Over de Waarheidsliefde. Door W. Muurling, Hoogleeraar te Franeker. Te Leeuwarden, bij W. Eekhoff. 1840. In gr. 8vo. 45 bl. f :-50.
Als men de menschen gadeslaat zoo als zij zich vertoonen, gedreven door eigenliefde en zinnelijkheid, dan wordt men vaak tot de ontmoedigende gedachten geleid, dat er in den mensch geene waarheidsliefde is. En nogtans is zij er, en wij ontdekken zulks, wanneer wij slechts onze beschouwing niet eenzijdig maar onbevooroordeeld inrigten. Wij ontwaren waarheidsliefde in den tijd der jeugd; wij zien haar bij den weetgierigen knaap, die naar het wezen der dingen vraagt; heerlijk zien wij haar uitblinken bij de edelen van ons geslacht, die niet aarzelen zelfs hun leven voor haar op te offeren; en niemand, zelfs de diepst gevallene niet, is volstrekt afkeerig en vreemd van de waarheid. Hetgeen haar 't meest in den weg staat, zijn onze verkeerdheden en gebreken. Om tot de waarheid te geraken, moet men dus zichzelven kennen. Ken uzelven. De waarheid zal u vrijmaken.
Dit is de gang en hoofdleiding der gedachten, welke in het voor ons liggende geschrift, in den vorm van een gesprek, ontwikkeld zijn, waarin de met den mensch onvoldane Aristo door Philaletes wordt teregt gewezen. Oorspronkelijk heeft het tot eene voorlezing gediend; dat het thans ook in druk verschijnt, heeft ons publiek te danken aan het verlangen van velen der hoorders; en, hoezeer het stukje geene nieuwe denkbeelden behelst, bevredigt het echter gewis ook den lezer, en doet hem den geest van van heusde, als niet met van heusde begraven, en eene gepaste navolging van onzen f. hemsterhuis in hetzelve opmerken. Op een beeld, (bl. 12) van het goud ontleend, zouden wij eene aanmerking maken, indien niet de waarheidsliefde ons drong, dezelve, volgens de nieuwste onderzoekingen van g. rose, weder terug te nemen; maar, daar deze toch niet algemeen bekend