Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 529]
| |
Boekbeschouwing.Bijbel-Atlas, voornamelijk ten gebruike bij de Bijbelvertaling van den Hoogleeraar J.H. van der Palm; door G.H. van Senden. Iste Aflevering. Te Leyden, bij D. du Mortier en Zoon. 1840. In gr. 4to. 16 bl. Met 4 Kaarten. f 1-80.In het jaar 1837 eene kaart van het heilige land voor scholen en katechisatiën in het licht gevende, had de Heer van senden, in de daarbij behoorende aardrijkskundige beschrijving van Palestina, zijn voornemen aangekondigd, om een breedvoeriger kaartwerk voor de bijbelsche aardrijkskunde in het licht te geven. Hij beloofde daarmede iets, waaraan wezenlijke behoefte bestond. De oudere kaarten, in huisbijbels van verschillende soort voorhanden, staan op verre na niet op de hoogte der tegenwoordige wetenschap; verre de meesten zijn ook in kunst zeer achterlijk. Geene der latere werken, om van de oude niet te spreken, noch van bachiene, noch van van hamelsveld, vervullen deze behoefte. De nieuwe uitgaaf van hesz, Geschiedenis der Israëliten, heeft wel eenige goede kaarten; maar ook dat is enkel voor de bezitters van dat werk een gedeeltelijk hulpmiddel, dat hem eenige kaarten van het Joodsche land in onderscheidene tijden verschaft. Voor de overige landen, die door den bijbelschen aardrijksbeschrijver bekend werden, heeft men niets, of zoo weinig als niets; van Egypte, van het Medo-Perzische rijk, van Klein-Azië, en meerderen. De Heer van senden heeft dus door deze onderneming aanspraak op den dank zijner landgenooten verworven, en de uitgever verdient, indien overigens de uitvoering lof verdient, alle aanmoediging. Het belang, dat wij in dit kaartwerk stellen, doet ons haast maken met de aankondiging dezer eerste aflevering. Wij moeten hier iets zeggen van het plan en den | |
[pagina 530]
| |
aanleg des geheels, en onze gedachten uiten over deze eerste aflevering. In zes zoodanige afleveringen, iedere met twee vellen druks en vier kaarten voorzien, zal het geheel bestaan. Een uitvoerig register, voorrede, titel enz. zal bij de laatste gevoegd worden. De kaarten zullen bevatten: eene wereldkaart; eene volkenkaart volgens Gen. X; Palestina in deszelfs natuurlijke gesteldheid; Palestina's oudste en oudere bewoners; Egypte; Arabië; Palestina, verdeeld in de stammen van Israël; hetzelfde land onder de Regeren en eerste Koningen (deze twee kaarten zullen, dunkt ons, niet veel kunnen verschillen); het Rijk van david en salomo; Juda; Israël; Syrië en Phenicië; Armenië, Mesopotamië, Babylonië, Medië, Assyrië, Perzië; Palestina onder Perzië; Palestina tot op Jeruzalems verwoesting; de oude wereld ten tijde van jezus; Palestina naar het N.T. (hoe verschilt dit van ‘Palestina tot op Jeruzalems verwoesting’? Of meent men de eerste verwoesting dier stad? Maar dan is het weder hetzelfde als: ‘Juda’ en ‘Israël’); Jeruzalem en de omtrek; Klein-Azië, Griekenland en Italië; Palestina in de Vde eeuw; hetzelfde land ten tijde der kruistogten; hetzelfde in tegenwoordigen toestand; en eindelijk twee Christelijke wereldkaarten. Hoe de vijf laatsten tot eenen ‘Bijbel-Atlas’ behooren, zien wij niet in. Het zullen met dat al zeer nuttige toevoegselen tot het werk wezen. Bijzondere kaarten van Galilea en Judea ten tijde van jezus zouden wij wel toegezegd hebben gewenscht; ook eene bepaalde kaart ter aanwijzing der reizen van onzen Heer, vooral omdat het werk dienen moet ‘ter bevordering van het regt verstand der gewijde oorkonde.’ Wij zouden den geleerden Schrijver nog wel durven verzoeken, indien het mogelijk ware, zijn plan in zooverre te verschikken, dat de drie door ons begeerde kaarten in de plaats van No. VII (of VIII), van XIV (of XV) en van XX kwamen. Verreweg het meerendeel der inteekenaren,des twijfelen wij niet, zou daarmede genoegen nemen. Welligt vormen wij ons echter van No. VIII en XV een verkeerd denkbeeld. | |
[pagina 531]
| |
De beschrijving is gedrukt op fraai velinpapier met eene zeer kloeke letter; de kaarten worden onder het oog des Schrijvers geteekend door den Heer d. middelbergh te Zwolle; de uitvoering derzelve doet dien teekenaar en der steendrukkerije des Heeren c.w. mieling, te Rotterdam, alle eer aan. Het formaat is geschikt, om bij den Bijbel van van der palm te behooren; in onze beoordeeling van van senden's kaart van PalestinaGa naar voetnoot(*) gaven wij dat als wenschelijk op: ‘De Bijbel-Atlas wil toevoegsel zijn tot het onvolprezen werk van Neêrlands waardigsten Bijbeltolk.’ Eene getuigenis van dezen grijzen Hoogleeraar nopens dezen Atlas is, niet zonder eenigen pronk, in het Prospectus opgenomen en op den omslag vermeld. De uitgever zorge - schoon het eene kleinigheid zij - voor meerder wit aan de randen der kaarten, ten behoeve van hen, die dezelve bij het Bijbelwerk mogten willen laten inbinden. Onze gedachten over het voor ons liggende gedeelte, de eerste proeve van dezen arbeid, uitende, moeten wij het doen over de kaarten en over den tekst. De eerste zijn, zooveel wij zien kunnen, zuiver en net, en de namen van eene bekwame lettergrootte. Op de inrigting der kaarten zelve hebben wij weinig aan te merken. Alleen trok het onze aandacht, dat de saizoenen-figuur op de eerste kaart het gewone gebrek heeft van de meesten van die soort; namelijk, dat de ellips der aardbaan te uitmiddelpuntig is; schoon wij toegeven, dat de ware uitmiddelpuntigheid op eene zoo kleine schaal bij geene mogelijkheid kan teruggegeven worden. Van meer belang is het, dat de zon in het middelpunt, in plaats van in een der brandpunten van de ellips staat, hetwelk eene grove fout is. Op kaart No. IV, die Palestina's oudere bewoners voorstelt, staat de Doode Zee reeds, zelfs op het kaartje der oudste bewoners, waar dezelve althans stellig niet moest gevonden worden, vooral daar van senden bij de beschrijving dezer kaart zegt: ‘Die volksstammen hadden | |
[pagina 532]
| |
reeds lang in dat land gewoond, toen, omtrent twintig eeuwen vóór de Christelijke jaartelling, een hoogst merkwaardig man uit het Oosten kwam opdagen en zijne schreden naar Palestina rigtte. Het was abraham,’ in wiens tijd nogtans eerst dat meer ontstaan is. Ook doet deze kaart, even als No. III, de Zuidelijke baai der Doode Zee juist zuidelijk uitloopen. Volgens bussching loopt zij westwaarts; volgens d'anville, oostwaarts. De bekende kaart van assheton voegt zich bij den eerstgenoemden. Maar denkelijk zal de geleerde Schrijver wel reden voor deze teekening hebben. De tekst is duidelijk, schoon hier en daar niet vrij van zekere gezwollenheid; b.v.: ‘Tot de merkwaardigste landen, die op den Aardbol gevonden worden, behoort buiten twijfel het Heilige Land, of Palestina. Het is het land der ware Godsdienst. Deze hemeltelg heeft, toen zij elders alom verbannen was, over den bodem van Palestina met de Aartsvaders rondgezworven; vervolgens, in zinnelijken tooi gehuld, aldaar eeuwen lang hare heiligdommen gevestigd,’ enz. Wij erkennen evenwel gaarne, dat deze verheffing van den stijl, wanneer zij slechts niet te ver gaat, eenige levendigheid aan het anders drooge onderwerp bijzet. Misschien is het daarom gedaan. Vele misstellingen hebben wij niet aangetroffen. Bladz. 1: ‘Te gelijk met de vaste sterren, ontving de aarde haar aanwezen en hare beweging.’ Dit zal de Schrijver toch zoo eigenlijk niet laten gelden. Welke hypothese hij ook aanneme nopens het ontstaan van onzen aardbol, ‘hetgeen,’ zegt hij teregt, ‘in onberekenbaar ver terugliggenden voortijd geschied is,’ hij zal toch van de nieuwere stelsels wel dat eener langzame ontwikkeling van werelden en zonnestelsels toestemmen. Aldaar schrijft hij aan de aarde eene tweeledige beweging toe. De aarde heeft nog meerdere bewegingen; maar het is zoo, aswenteling en omloop om de zon zijn de voornaamste, de eenige oppervlakkig merkbare. Ald. ‘De eerste en grootste beweging der Aarde is die rondom de Zon. Aangetrokken door dit ontzaggelijk groote hemelligchaam, maar teruggehouden door hare eigene | |
[pagina 533]
| |
zwaarte, om niet op de Zon te vallen,’ enz. Dit is onjuist. De zwaartekracht zou juist den aardbol naar de zon trekken; maar het is hare beweging, door de middelpuntvliedende kracht (het tegendeel der zwaarte) ontstaan, die de zon verhindert in het streven, om de aarde op zich neder te trekken. Bladz. 3: ‘De Cordilleras de los Andos met spitsen van 23000 voeten hoog.’ De Chimborasso, de hoogste top van het Andesgebergte en van geheel Amerika, is, volgens von humboldt, 20148 Parijsche voeten hoog. Taalkundige vlekjes, als bladz. 5 rondzworf en daarvandaan, vindt men slechts zeer zeldzaam. De weinige aanmerkingen, die Rec. maakte, mogen de naauwkeurigheid bewijzen, met welke hij de eerste proef van dit belangrijke werk heeft nagezien. Hij wenscht aan hetzelve eenen goeden opgang, dien het ten volle verdient, ook boven veel prentwerk, dat zich ook voor opheldering des Bijbels uitgeeft, maar noch in waarde, noch in belang op éénen dag met deze fraaije onderneming van den Zwolschen Kerkleeraar en de uitgevers van van der palm's Bijbelwerk kan genoemd worden. Wij hopen de volgende afleveringen insgelijks spoedig na de uitgave aan te kondigen. |
|