wordt. Misschien zou men (zij het Rec. vergund er tusschen te voegen) de meerdere volledigheid, die in sommige opzigten aan de Grammatica van dorn seiffen ongetwijfeld toekomt, zich ten nutte kunnen maken, door niet alles op eens met de leerlingen te behandelen, maar eenige dingen voor eene tweede lezing over te laten.
Deze Grammatica onderscheidt zich niet zoo zeer in zichzelve door hare bijzondere eigenaardigheden, als wel door hare betrekking op het bijgevoegde Leesboek; of liever gezegd, het Leesboek is in een naauw verband met de Grammatica gebragt, door dezelve in het eerste gedeelte op den voet te volgen, en door verder in de aanteekeningen telkens op daartoe behoorende regels derzelve te verwijzen; hetwelk inderdaad eene loffelijke eigenschap is, en ter oefening in vastheid op de regels nuttig kan zijn. Om diezelfde reden zou men des te meer mogen wenschen, dat de Schrijver aan de Syntaxis, die hier al zeer kort is, (slechts 30 bl.) eenige meerdere uitgebreidheid gegeven hadde, ten einde de jeugd bij het Leesboek ook hierin meer te oefenen.
De leer der Accenten is reeds in het tweede hoofdstuk dezer Spraakkunst zeer uitvoerig behandeld, beslaande niet minder dan 38 bl. Daar deze toonteekens, hoewel voor ons weinig nuttigheid hebbende, nu toch eenmaal bestaan, en in de uitgegevene boeken doorgaans voorkomen, dienen de leerlingen er eenige kennis van te hebben: dezelve dus in het algemeen beschouwd kortelijk vooraf te zenden, is goed; maar zou de bijzondere accentuatie der verschillende rededeelen niet beter bij elk van dezelve behandeld worden, daar men anders den leerling te lang ophoudt met hetgene, dat toch niet het voornaamste is, en, dat meer is, over dingen spreken moet, die hij eerst naderhand leert kennen, waarbij hij dan de bijzondere accentenleer veel gemakkelijker van lieverlede zou opnemen?
Eene goede opmerking vindt men, bl. 168, 9, tot verklaring van de zoogenaamde verba anomala, als afkomstig van ‘de verschillende vormen der verba, die allen tot éénen stam behooren en dikwijls dezelfde beteekenis hebben;’ waarop dan bl. 171 en volgg. eene lijst van de voornaamste derzelven volgt, zoo als die ook bij dorn seiffen, en reeds vroeger in de door Prof. scheidius verbeterde Rudimenta van struchtmeijer, gevonden wordt. Doelmatig had hier nog bijgevoegd kunnen worden de lang bekende opmerking, dat elk