De opkomst van het vlek Dragten, in de Provincie Friesland; door J.G. van Blom, Lid van het Provinciaal Friesch Genootschap ter beoefenïng van de Friesche Geschiedenis, Oudheid- en Taalkunde, en Notaris te Dragten. Te Leeuwarden, bij W. Eekhoff. 1840. In gr. 8vo. VII en 56 bl. f 1-50.
Omtrent de opkomst en geschiedenis van het vlek Dragten is, zoo als de Schrijver in zijne voorrede met regt aanmerkt, weinig of niets te boek gesteld. Aangenaam was ons dus de uitgave van deze belangrijke Redevoering.
Niet gemakkelijk voorwaar was het bijeenverzamelen van zoo vele wetenswaardige berigten, bij gebrek aan de noodige bronnen en bescheiden; doch als inwoner van Dragten was die taak den Heere van blom bij uitnemendheid toevertrouwd, wiens arbeid dan ook, ondersteund door vriendelijke mededeelingen van den Heer Mr. f.s. reiding, alle aanspraak op verdienstelijkheid maken kan.
De Schrijver verdeelt de opkomst van Dragten in twee Tijdvakken: het eerste Tijdvak loopt van de vroegste tijden af tot op het aanleggen der vaart, welke het vlek doorstroomt, en die in 1641 plaats had; het tweede of nieuwe Tijdvak van het maken van genoemde vaart tot op onze dagen. Verder overweegt hij de gesteldheid van den grond vóór de veenwording, volgende hierin sannes in zijne opkomst van Veendam; merkt daarbij aan den invloed, dien de verschillende watervloeden op de omliggende landen gehad hebben; komt nader op den oorsprong en de naamsafleiding van Dragten, en behandelt vervolgens den verderen bloei en de geschiedenis van dit zoo welvarende vlek. Die bloei wordt in het tweede Tijdvak breeder opgegeven, voornamelijk veroorzaakt door het maken van eene betere vaart op eene meer geschikte plaats, waarvan het contract, op den 5 October 1641 met zekeren paschier hendriks bolleman, wonende te 's Gravenhage, gesloten, woordelijk achter het werkje in Bijlage B wordt medegedeeld. Immers van dat