Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840

[p. 471]

Reis in de Vereenigde Staten en Canada, in 1837. Door L. de Wette, Dr. Med., praktizerend Geneesheer te Bazel. Uit het Hoogduitsch. II Deelen. Te Zaltbommel, bij J. Noman en Zoon. 1839. In gr. 8vo. 577 bl. f 6-:

Dr. de wette ging in den zomer van het jaar 1836, na de volbrenging van zijne geneeskundige studiën, te Havre scheep, en kwam, na eene reis van vijf weken, te Boston aan, bezag aldaar en in de omstreken en in New-Hampshire, gedurende den herfst en den winter, het merkwaardigste, en aanvaardde in het midden van Februarij 1837 eene reis naar de Zuidelijke en Westelijke Staten van het Noord-amerikaansche Gemeenebest. De Reiziger bezoekt New-York, Philadelphia, Baltimore, Washington, Charleston en Savannah, het binnenland van de Staten Georgia en Alabama, komt vervolgens te New-Orleans, vaart de Mississippi op tot St. Louis, en reist van daar te land door Illinois en Indiana naar Louisville in Kentucky, scheept zich in op den Ohio, en begeeft zich vervolgens, door den Staat Virginia, over Baltimore, Philadelphia, New-York, weder terug naar Boston. Eenige weken later vinden wij den Schrijver, den Hudson van New-York af opvarende tot Albany; terwijl hij verder, nu eens te land, dan wederom varende, zich naar de Niagara begeeft. Na derzelver beroemden waterval in oogenschouw te hebben genomen, begeeft hij zich naar Canada, bezoekt Montreal en Quebec, en besluit zijnen togt door de Staten van Noord-Amerika, met over het meer Champlain, de steden Burlington, Montpellier, Danville, Litleton en Concord, naar Boston weder te keeren; van waar hij de terugreize naar Europa aanneemt, en, na eene afwezigheid van zestien maanden, in November 1837 te Havre den Europeschen grond weder betreedt.

Deze reisbeschrijving draagt het kenmerk van den leeftijd, waarin de Schrijver zijne reis ondernam; eenen leeftijd, waarin men het vatbaarste is voor het genot der vermaken des levens. Maaltijden, gezelschappen, concerten, bals en de schoonheid der vrouwen zijn zaken, die door onzen jongen Reiziger con amore behandeld worden. Tevens echter trekken ernstiger onderwerpen evenzeer zijne aandacht, en zijne berigten, zoo wel aangaande de natuurlijke merkwaar-

[p. 472]

digheden, als betreffende het karakter, de zeden en gewoonten der Noord-Amerikanen, hunne geneeskundige inrigtingen, de regering, den staat van het onderwijs en de Godsdienst, zijn belangrijk, en getuigen gunstig, zoowel voor de kunde, als voor het zedelijk karakter van den jongen Geleerde.

Tot eene kleine proeve van den stijl verstrekke het volgende, hier en daar ontleend uit het Overzigt der geziene Landen, met opzigt tot het klimaat en den grond: ‘De rivieren van het Zuiden zijn diepe, vreedzame waters, die, tusschen hooge, steile afhellingen verborgen, daarhenen vloeijen, deels zich langs eene onafzienbare vlakte langzaam voortrollen, dezelve dikwijls door hare overstroomingen in eene watervlakte verkeeren, en groote moerassen achterlaten. Aan den slibberigen oever blakeren zich de Alligators, die bij het gedruisch der stoomboot langzaam in de diepte glijden; nog den kop over den getakten rug laten uitsteken, en weldra, nadat de boot voorbij is, weder opduiken. De wouden zijn met bonte, roode, gele en blaauwe vogelen bevolkt, aan welke het volk de namen van pausen en kardinalen heeft gegeven. Meest heeft de natuur hun de gave des gezangs geweigerd, doch daarentegen de pluimaadje verkwistend toebedeeld. De stilte van den nacht wordt alleen afgebroken door het onvermoeide sjirpen en krekelen van allerlei insekten, en in de nabijheid der moerassen door het luide gekwaak der kikvorschen, dat zeker voor den slag onzer nachtegalen geene vergoeding schenkt, maar toch in de verte zoo slecht niet klinkt, en waarnaar ik op nachtelijke reizen dikwijls niet ongaarne heb geluisterd. - Tot de natuur van het Westen schijnt het merkteeken der grootte werkelijk te behooren. Hetzelve bezit de groote rivieren, de groote wouden en boomen, de groote vlakten, de groote onmetelijke meren, (die met derzelver onbegrensden horizont en hun diep blaauw water de zee voor oogen brengen, en met welke zich die van geen ander werelddeel kunnen vergelijken) en zelfs de grootste bergen. De Rocky-mountains toch, die in het zuidwestelijke deel van hetzelve liggen en het van de kustlanden der Stille Zee scheiden, verheffen zich tot eene hoogte van veertienduizend voet.’

Gansch in de nabijheid, in plaats van op korten afstand, en het gaf verscheidene dagen, voor er waren verscheidene dagen, zijn Germanismen, die wij niet onopgemerkt mogten

[p. 473]

laten. Over het geheel echter verdient zoo wel het werk zelf, als deszelfs vertaling, eene gunstige aanbeveling en eene goede ontvangst bij ons lezend publiek.