| |
Rijmbijbel, uitgegeven door Nicolaas Beets. Te Haarlem, bij Erven F. Bohn. 1839. In post 8vo. XVI en 180 bl. f 1-20.
Rec. is schier verlegen, van hij van dit bundeltje moet zeggen. Zien wij, wat de Dichter er mede bedoelde: ‘Het moest,’ zoo drukt hij in zijne voorrede zijnen wensch uit, ‘eene verzameling van gedichten zijn, de voornaamste bijzonderheden van jezus geboorte, leven, lijden, sterven, opstanding en verheerlijking ten onderwerp hebbende, geschreven voor elk en een iegelijk, die er door wil worden gesticht; een leesboekjen, niet te hoog voor de aankomende jeugd, en niet te kinderachtig voor meer gevorderden in jaren, voor allen verstaanbaar, en voor allen door gemakkelijkheid van vorm aannemelijk en ligtelijk bij gedeelten in 't geheugen te bewaren; geschikt om gebruikt te worden op de scholen, bij het Bijbelsche onderwijs, geschikt om bij de huisselijke Bijbellezing te worden aangewend, of bij die van den Bijbel voor de Jeugd; geschikt om door die ouders te worden gebruikt, die gewoon zijn hunne kinderen in de
| |
| |
hooge feesten der kerk op die wijze te doen deelen, dat zij hun iets toepasselijks opgeven om van buiten te leeren, en wat dies meer zij.’ Voorzeker een uitgebreid doel, gelijk de Dichter zelf het noemt! Hij heeft daartoe gedeeltelijk de Erzählungen aus dem Leben Jesu van w. hey nagevolgd, gedeeltelijk met oorspronkelijke stukken vermeerderd.
Maar wat verlangt men nu van eenen Rijmbijbel (om dezen, onzes inziens, niet gelukkig gekozen naam te behouden)? Wat is er noodig, om het aangewezen doel te bereiken? Eene aankomende of, gelijk hij elders zegt, eene rijpere jeugd en meergevorderden van jaren stelt de Dichter zich als zijne lezers voor. Voor hen is dus dit boekje gemaakt. Wat vorderen zij? Welke zijn hunne behoeften? Is het hun genoeg, een of ander voorval uit het leven van jezus berijmd te ontvangen? Gewisselijk neen! Dat is goed voor zeer kleine kinderen. Wij vinden daarvan gelukkige proeven in de Fabelen en Gedichtjes en de vervolgen daarop, door den Heer goeverneur uit het Hoogduitsch overgebragt en bij van boekeren in het licht verschenen; kinderboekjes, waarin de kindertoon uitstekend is getroffen. Maar de rijpere jeugd en de meergevorderde in jaren verlangen meer. De gebeurtenis zelve is hun reeds bekend; zij zijn reeds vatbaar voor de eenvoudige schoonheid van het Evangelische verhaal zelve, en eene berijming daarvan sticht hen niet. Zij verlangen, dat er partij worde getrokken van het dichterlijke der zaak; zij verlangen toepassing op hart en leven. Geef aan kleine kinderen een' Rijmbijbel; de aankomende jeugd eischt iets meer en beters.
Zietdaar reeds terstond de groote klip, waarop de Heer beets bij het bewerken van dit bundeltje gestrand is! Men weet waarlijk bij het lezen niet, voor wie hij heeft geschreven. Somtijds vindt men stukken, waarin de juiste toon is getroffen, gelijk in den Barmhartigen Samaritaan, Maria en Martha, de Kinderkens, Lazarus (het laatste gedeelte) enz. Die stukken laten iets na en hebben een zeker doel. Maar bij andere, bij vele wordt dat geheel gemist; het zijn eenvoudig berijmde plaatsen uit de Evangeliën, en dan nog dikwijls gebrekkig berijmd. Men zie, als een voorbeeld, het tweede deel van het stukje, getiteld: Jezus wandelt op de zee, waar petrus wandeling op de wateren wordt verhaald:
| |
| |
Vaak doet een al te groote moed
Dàt schijnt den vuurgen Petrus zoet:
Gelijk men op het drooge doet,
Ook op de zee te wandelen.
Is er prozaïscher voorstelling mogelijk? Vooral die derde en vierde regel! Maar wordt het beter, als de Dichter voortgaat?
En dristig roept hij uit en blij
En is reeds half beneden:
Heer, zijt gij 't zelf? Gebied dan mij
Tot u te komen, om als gij
Op 't water voort te treden!
of wanneer het derde couplet aanvangt met de woorden:
De Heer, als men met kindren doet,
Geeft toe aan Petrus bede.
Dat is geen poëzij, en in eenen Rijmbijbel voor de aankomende jeugd en voor meergevorderden in jaren mag die nergens ontbreken. En dat is niet eene enkele ongelukkige plaats; er zijn er zoo vele aan te wijzen; b.v.:
Een vijftal brooden voeden zal
Want die het zegent, is de man
of:
Zij trekken naar Judea heen,
Reeds is des dooden lijk verdorven.
De zusters vallen raadloos neer:
‘O, zoo gij hier geweest waart, Heer,
Ons broeder ware niet gestorven!
Hoe weinig in overeenstemming staan dergelijke stukken, die er in overvloed te vinden zijn, met andere plaatsen, waar een veel betere toon is aangeslagen.
O wie van u een dierbren kranke heeft,
Aan 't zickbed treurt van ouderen of vrinden,
| |
| |
En staag van angst voor 't lieve leven beeft
En nergens hulp of raad vermag te vinden,
Vergete toch dien eenen Helper niet,
Die troosten kan, waar niemand troost en ziet!
Richt tot den Heer uw smeekend noodgebed;
Hij heeft ze lief, die voor geliefden bidden.
En toeft ook zijn genade, vóór zij redt,
Hij treedt op eens, en liefderijk, in 't midden,
Hij, die alleen het beste tijdstip weet,
Dat hij in lief verandren zal hun leed.
Men ziet aan de goedkeuring, die Rec. aan dergelijke stukken, gelijk er ook weêr vele zijn, schenkt, dat hij geenszins hoogdravende poëzij verlangt. Maar de uitdrukking moet altijd poëtisch blijven, en rijmelarij is zoo wel den Heere beets, als ook eenen Rijmbijbel, onwaardig. Dat zij ook vooral gezegd van de zeven kruiswoorden, die hier in eene geheel doellooze berijming worden wedergegeven.
Eene tweede aanmerking is deze, dat beets zoo dikwijls het schoone en krachtige der Evangelische woorden heeft weggenomen, en daarvoor flaauwe en krachtelooze in de plaats stelt: men oordeele! Ik zeg u: dat gij den boozen niet wederstaat, maar zoo wie u op de regter wange slaat, keert hem ook de andere toe. Hoe worden deze woorden berijmd teruggegeven?
Geen wraak beziele u, sprak de Heer;
Verdraag en duld den haat;
Wie op de regter wang u slaat,
Vergeef dien duizend keer!
of er komen, ter aanvulling, regels bij, die al het treffende der uitspraak wegnemen:
Wie tegen recht uw mantel vraagt,
O, geef hem ook uw kleed:
God strast hem wel, die onrecht deed,
En loont hem, die verdraagt.
O, geef, wie u een aalmoes bidt,
Denk, dat God zelf hem aanspraak gaf
| |
| |
In beide deze coupletten zijn de twee laatste regels overtollige bijvoegselen, die de kracht van het voorgaande verzwakken. Rec. zou dezelfde aanmerking maken op de taal van den Engel bij de boodschap aan de herders, waar wij lezen:
Want de Heiland is geboren,
Die uw schuld zich op zal laân.
Maar om van het onpoëtische denkbeeld te zwijgen, dat door dezen laatsten regel wordt opgewekt, misschien behoort deze plaats tot die, waarover de Heer beets in de voorrede spreekt, wanncer hij te kennen geest, in het oorspronkelijke veranderingen te hebben gemaakt, omdat hij er jezus in vond, maar niet genoeg den christus, den Verlosser. Rec. wil datgene, wat daarover gezegd wordt, laten voor hetgene het is; maar vraagt den Heer beets, of het daartoe noodig is en goed verdedigd kan worden, als men jezus voorstelt als Hem, die dien zondenlast Zich voelde op 't hoofd getast, Waarvoor zijn bloed aan 't haatlijk kruis zou stroomen? en of het bijbelsch is te zeggen:
Hij heeft voor ons de schuld bij God voldaan,
Welke denkbeelden maakt men zich dan toch wel van God? Moest er bij den Algoede en Barmhartige iets voldaan worden, eer er zoen te verwerven was? Waar leert dat de Bijbel?
Doch genoeg, om te doen zien, dat Rec. niet zeer hoog loopt met dezen Rijmbijbel. Onder de betere stukken behooren sommige oorspronkelijke, zoo als Simeon, Johannes de Dooper, de Hemelvaart en andere. Maar het geheel kan, onzes inziens, niet aan het doel beantwoorden. Daarbij komt nog, dat er op de taal hier en daar ook vrij wat zou zijn aan te merken. Verouderde constructiën zijn met opzet gekozen. Doch daartoe behoort deze niet:
Zoo zult gij Hem die boven leeft
Die regendrop en zonneschijn
Aan booze' en goeden geeft.
Onhollandsch is het gebruik van het woord alleen in:
| |
| |
Uw lievling slaapt alleen.
Niet te verdedigen is het, wanneer van den nacht wordt gezegd, dat hij schrikbaar is voor het hart, en evenmin, als van maria magdalena wordt verhaald:
Dat en andere schijnbare kleinigheden moesten zorgvuldig vermeden zijn in een boekje, geschreven met bedoelingen, gelijk die, waarmede de Rijmbijbel in het licht werd gezonden.
Rec., die het dichterlijk talent van den Heer beets op hoogen prijs schat, had gaarne gunstiger over dit bundeltje geoordeeld; maar hij gelooft, dat eene onpartijdige beschouwing tot de medegedeelde resultaten moet brengen, en kon dus niet anders oordeelen, ook bij het erkennen en aanwijzen van het goede, dat hier wordt gevonden. |
|