nen en de bezoldigingen. Van dit tijdstip dagteekenen de zorgen der ambtenaren en der hovelingen.
Het liep nog erger, toen de man uit Haarlem had uitgevonden, om de bladen, die een ander uit tot pap gemalen lompen maakte, tusschen twee planken te persen; zoo gevat is de Booze er op, om ten verderve der zielen van alles partij te trekken! De Hollander, door dit middel de geteekende siguren, door den Pheniciër uitgevonden, vermenigvuldigende, vermenigvuldigde in dezelfde evenredigheid het kwaad der gedachte. Verschrikkelijke invloed van dat zondig ras, hetwelk zich verslaast aan wereldsche kundigheden, aan verfoeijelijke mechanische beroepen! Wat zou dit gevaarlijk geslacht niet al verder onderstaan, indien men het maar onbeteugeld voorthollen liet, bezeten door de allernoodlottigste zucht naar kennis, uitvinding en volmaking! Een werkman, een ellendeling, onbekend op zijn' winkel, maakt eene pap van wat vodden, en van deze pap papier, waar een ander weêr wat inkt op aanbrengt; - en ziedaar de wereld beroerd, de oude monarchijën geschokt, de domheerschappijen in gevaar! En het rampzalige gevolg is nu, dat de geheele wereld redeneert of redeneren zal. De kleine kinderen weten reeds, dat tweemaal twee vier is. O tempora! o mores!’
De tweede proeve is deze: Courier begint, schrijvende aan eenen vriend: ‘Ik vind met u, Mijnheer, dat onze redenaars wonderen gedaan hebben voor de vrijheid der drukpers. Niets beter, niets sterker kan uitgedacht worden, dan hetgeen zij over deze zaak gezegd hebben, en hunne welsprekendheid verrukt mij, terwijl ik te gelijker tijd omtrent verscheidene andere zaken verwonderd sta over hunne weinige scherpzinnigheid. De een antwoordt aan de Ministers, die zich belgen over de losbandigheid der pers, dat het koninklijk geslacht nooit meer geëerbiedigd is, dat men niets drukt tegen den Koning. Men moet, opregt gesproken, eenigermate tot zijn departement behooren, om te wanen, dat men den Koning bedoelt, wanneer men uitroept: “Wreek den Koning!” Zoo zeide die zekere man in den schouwburg, bij de voorstelling van den Tartuffe: waarom haten de fijnen dit stuk toch zoo zeer? er is niets in tegen de Godsdienst. De andere, niet minder snedig, staat verbaasd, vindt dat overal alles stil is, en vraagt, waarom men zich toch zoo zeer verontrust? Deze heeft