terwijl de handeling, welke gevolg is des kenvermogens, zich grondt op uitwendige omstandigheden enz. Het denkvermogen heeft geenen instinetuélen grondslag, maar het is regel der natuur, dat hooger instinct voor den geest zal zijn, wat lager instinet voor het ligchaam is.
Daarna spreekt de Schrijver over de overeenkomst tusschen de verrigtingen der, schijnbaar met kunstdrift begaasde, dieren en de doelmatige handelingen der menschen, en toont aan, dat men niet alle handelingen der dieren uit het instinct verklaren kan, maar noodwendig ook aan vele in meerderen of minderen graad kenvermogen behoort toe te schrijven.
Uit het voorafgaande komt de Schrijver nu tot de ontvouwing van het nut der beschouwing van het instinct in mensch en dieren voor de wijsbegeerte. Volgens hem hielden de wijsgeeren zich tot nog toe te eenzijdig bij het kenvermogen en de hoogere geestkrachten. Het door hem aangenomene hoogere instinct geeft hem den sleutel, om het raadsel der idées innées op te lossen, of althans het middel, om dat vraagstuk binnen engere grenzen te brengen. Hij beschouwt nu instinct, kenvermogen en hooger gevoel in derzelver wederkeerig verband en in betrekking tot vrijheid, en geeft eenige meeningen over opvoeding en cultuur, die zijne opgegevene begrippen hem aan de hand gaven.
Dit is de hoofdinhoud van een boekje, waarvan de Schrijver in een kort voorberigt zegt, dat hij geen motief op te geven heeft, waarom hij het geschreven heeft. Hij zal toch zulk een motief wel gehad hebben, al geeft hij het niet op. Wil hij nu, dat zijne lezers het raden zullen? - Er is hier wel het een en ander in het midden gebragt, 't geen voor de kennis van het onderwerp belangrijk is. Hoogere waarde kunnen wij echter aan dit geschrift niet toekennen. De vele aanhalingen, in het Hoogduitsch, Fransch en Engelsch overal ingelascht, strijden tegen den goeden smaak; het geheel mist orde en weldoordachten zamenhang, en de stijl is daarbij zoo (men zou bijkans zeggen, opzettelijk) slordig, dat de lezing van dit anders be-