denaar zijne toehoorders: 1. op den aard van het werk der Bijbelverspreiding; 2. op hetgeen dit werk reeds tot stand gebragt heeft, en eindelijk 3. op den ruimen omvang van hetgeen daarin nog te doen is. Deze oogpunten zijn andere, dan die, waaruit de zaak, in de overige ook door ons gelezene belangrijke Feestredenen te dezer gelegenheid, beschouwd is. Dit geeft (zeggen wij het Voorberigt na) eene aangename verscheidenheid, bij overeenstemming in de hoofdzaak. In het laatste gedeelte der Redevoering wordt, naar aanleiding van het voorafgegane, tot dankbaarheid, ijver en vertrouwen opgewekt. Zij werd afgewisseld met koorgezangen, door den Heer Mr. j. berman te Zierikzee vervaardigd, door het Zierikzeesche Zanggezelschap Arion uitgevoerd, en hier, even als de verzen, door de Gemeente uit de Psalmen en Evangelische Gezangen aangeheven, ingelascht; terwijl aan het slot eenige Aanteekeningen, meestal de Feestviering zelve of de Geschiedenis der Asdeeling betreffende, gevonden worden.
Tot eene proeve van den krachtigen en levendigen, blijkbaar uit het hart gevloeiden stijl, kiezen wij, niet omdat zij fraaijer, maar omdat zij korter is dan vele andere, de volgende plaats, waarmede de schets van den aard der Bijbelverspreiding besloten wordt: ‘Waar Gods woord wordt verspreid, daar behaalt de menschlievendheid de schoonste zegepralen, heerlijker, dan waar zij den hongerige spijzigt en den naakte kleedt, omdat de geest meer is dan het ligchaam, en de onverderfelijkheid het verderfelijke ver te boven gaat. Waar de Bijbel wordt verspreid, daar lagchen de Engelen Gods dat goede werk vriendelijk toe, want daar leert de jongeling, hoe hij zijn pad zuiver kan houden; daar erlangt de grijsheid den besten stas; daar leert de rijke zijne behoefte kennen, en de behoeftige zijnen rijkdom; daar bekomt de verlegene raad; de tranen der droefheid droogen op; de menschelijke maatschappij verkrijgt de beste waarborgen van rust en veiligheid, troonen de magtigste steunsels, de aarde den grootsten zegen. Ja, de verspreiding van den Bijbel is een heerlijk werk, want waar zij arbeidt, daar wordt verdreven wat menschelijk geluk ver-