was sedert op Java en andere plaatsen van den Indischen Archipel, alwaar overal Chinezen gevestigd zijn, en in China zelf werkzaam tot bereiking van zijn oogmerk, en het thans aangekondigde werk is de vrucht van een meer dan twintigjarig verblijf aldaar. Het werk is in tweeëntwintig Hoofdstukken verdeeld. In de acht eerste wordt China beschouwd met betrekking tot deszelfs Tijdrekening en uitgestrektheid, waarschijnlijke bevolking, telling der bevolking, godsdienstige bedenkingen over de bevolking, staat der beschaving in China, Regering en Wetten, Taal- en Letterkunde, de Godsdienststelsels in China. De overige Hoofdstukken behelzen de geschiedenis der Roomschcatholijke zendelingen in China, de Protestantsche zendelingen in Canton, Malacca en Batavia, en het verhaal der reizen en verrigtingen van den Schrijver en zijne medehelpers. Ieder, die overtuigd is van de hooge waarde des Christendoms, zal belang stellen in de poging, om eene bevolking van driehonderdzestig millioenen menschen, ‘een derde van het menschelijke geslacht, de helft van de heidensche wereld!’ met de kennis van deszelfs waarheden te verrijken. Vooral zal ieder weldenkend Christen deze poging toejuichen, daar zij in het werk gesteld wordt door een Genootschap, welks echt liberaal grondbeginsel het is, ‘geenszins de leer van Presbyterianen, Independenten, Bisschoppelijken, of eenigen vorm van Kerkbestuur, waaromtrent verschil van gevoelen onder ernstige Christenen bestaat, te bevorderen, maar het heerlijk Evangelie van den gezegenden God naar de Heidenen te zenden; latende het over aan de begrippen der menschen, welke God tot de gemeenschap zijns Zoons onder
hen roepen zal, voor zichzelven zoodanig Kerkbestuur aan te nemen, als hun meest overeenkomstig met het Woord van God zal schijnen.’ Maar ook voor den beoefenaar der kennis van landen en volken is het werk van groote waarde, zoodat het ons niet behoeft te verwonderen, dat het in het oorspronkelijke, binnen het eerste jaar van deszelfs in het licht verschijnen, reeds de derde uitgave verwierf. Het kan niet anders, of in het tegenwoordige tijdstip, in hetwelk aller oogen op dit talrijke volk gevestigd zijn, wegens den worstelstrijd, waarin het zich begeven heeft, tegen het magtige Engeland, tot wering van den verderfelijken invoer van Opium, moeten de berigten van eenen kundigen en waarheidlievenden man, die door een veeljarig verkeer met de Chinezen bekend is, de