ter, de éénige aan zijn openbaar voorgestaan stelsel getrouw gebleven man, was tevens een man, die de wereld en de menschen, naar eigene belijdenis, niet kende; een man, die (ook blijkens dit zijn
geschrift) onophoudelijk ontwerpen smeedt, welke onuitvoerlijk ziju, ja onderling wedijveren in overdrevenheid en dwaasheid. En dan is de potter nog de beste van den hoop! Maar wie moet, alles nadenkende en overpeinzende, niet erkennen, dat hij, die alles aan den vruchteloos ondernomen bouw van luchtkasteelen heeft opgeofserd, de vergetelheid verdiend heeft, waarin hij thans, in weerwil van al zijne magtelooze pogingen, onredbaar is weggezonken? Men herleze, wat hieromtrent reeds, met zoo veel waarheid, in No. 1 en 3 van dezen jaargang van dit Tijdschrift, is aangemerkt en geschiedkundig gestaafd. De potter zelf zal voortgaan met in zijne Herinneringen het verder tegen hem in dat opzigt dienend bewijs te leveren. Eene zekere welmeenendheid moge hem niet kunnen worden betwist, hij kenmerkt zich steeds als een dweeper voor de Republiek, en dwaalt in zijnen ijver tot op de grenzen der krankzinnigheid.