gradu Doctoris etc. publico omnium examini offert Herm. van Gesseler, Groninganus, etc. Groningae, typis C.M. van Bolhuis Hoitsema. 1839. oct. maj. VI et 123 pagg.
Niet te moeijelijk, en nogtans niet al te gemakkelijk noch onbelangrijk is de stof, die de Heer van gesseler zich voor zijne Doctorale Dissertatie gekozen heeft, namelijk een betoog, hoe, volgens het gevoelen van den Apostel paulus, de Heidenen en de Joden voorbereid zijn geworden, om de Christelijke Godsdienst aan te nemen. Met loffelijke vlijt en orde heeft hij dit onderwerp behandeld, ten opzigte van elk der genoemden eerst aanwijzende, waarin het Goddelijk onderwijs bestaan, en vervolgens, welke uitwerking dit gehad heeft. Ten aanzien der Heidenen brengt hij hiertoe het geweten, de Natuur, en de Geschiedenis, waarvan de uitwerking was godsdienstig gevoel, en hieruit ontstane Godsdienst en kennis van God; terwijl hun godsdienstige en zedelijke toestand bedorven bleef. (Dit laatste zal echter in het algemeen te verstaan zijn, want het Goddelijk onderwijs zal toch wel niet bij allen en in het geheel te vergeefs geweest zijn, maar bij vele individuën, ja bij geheele Volken, hier meer, daar minder gunstig gewerkt hebben.) - Ten opzigte der Joden vindt hij dat Goddelijk onderwijs in de beloften, de wetten, de lotgevallen, de eerdienst, en toont daarna aan, welke uitwerking elk van deze dingen tot het bepaalde doel op hen gehad heeft.
Met deze algemeene opgave en aanprijzende aankondiging zou Rec. zich kunnen vergenoegen, daar men van een jong mensch nog geen voltooid werk eens geleerden van meerdere jaren verwachten kan. Hij zou er nog kunnen bijvoegen, dat de zaken doorgaans op eene duidelijke wijze voorgedragen zijn; ofschoon hij ook zou moeten zeggen, dat de Latiniteit, zoo wel als de correctie, niet overal onberispelijk is. Aan de laatste wil hij wel eenige gebreken van de eerste toeschrijven, zonder hiervan verder melding te maken; maar b.v. het gebruik van fallibili, (p. 9) waar volgens den zin dan nog infallibili zou moeten staan, voor