Ten jare 1834 gaf Prof. hofstede de groot in het licht Institutiones Theologiae Naturalis, van welke hij te regt ook op den titel getuigde, dat zij waren breviter delineatae. Eene tweede uitgaaf is door het gebruik noodig geworden; en zoo is ontstaan het geschrift, dat nu hier wordt aangekondigd, hetwelk naar waarheid mag genoemd worden verbeterd en veel vermeerderd.
‘Toen ik,’ zoo schrijft de Hoogleeraar in de Opdragt van deze uitgaaf aan Professor b.h. lulofs, ‘toen ik op het einde van het jaar 1834 deze Institutiones voor het eerst in het licht gaf, kon ik dezelve noch aan U, dierbare lulofs, noch aan eenig ander Geleerde opdragen. Zij toch waren slechts kortelijk geschetst, alleen ten gebruike bij het door mij te geven onderwijs vervaardigd, en alzoo, wegens die groote beknoptheid, naauwelijks geschikt, om in handen te komen van U of uws gelijken. Nu echter dezelve door meerdere uiteenzetting tot den behoorlijken omvang van een op zichzelve staand werkje zijn aangegroeid, heb ik niet lang geaarzeld, deze Institutiones U op te dragen.’ Hetgeen de Hoogleeraar getuigt, blijkt bij de minste vergelijking. De bladzijden der eerste uitgaaf, 56, zijn tot 198 in deze uitgaaf aangegroeid. En hetgeen alzoo hier als vermeerdering voorkomt, is, vooral wanneer men op dit geschrift als handboek voor het hooger onderwijs let, zeer zeker verbetering.
Met deze aankondiging van de tweede uitgaaf van een reeds beoordeeld werkje meent Ref. te mogen volstaan; want de vermeerderingen, bij vergelijking met het vorige, aan te wijzen, is voor hen, die uit deze tweede uitgaaf het eerst en het meest voordeel trekken, overbodig, en voor de meeste lezers van dit ons Tijdschrift minder geschikt. Ook buiten Groningen zal dit werkje lezers vinden en nuttig onderhouden.