Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 267]
| |
waarin de Heer van lennep zijn vroeger aangekondigd plan voortzet, om onze voorouders in verschillende tijdperken der geschiedenis, in hunne zeden en in hun karakter af te schilderen. Dit tweede Deel behelst: Charietto, de Saksische Weezen, en de Friezen te Rome. Het komt Rec. voor, dat deze drie stukken zeer onderscheidene verdiensten hebben. Het eerste en het tweede verhaal zijn, naar zijn oordeel, volkomen in den geest van het doel, welks bereiking van lennep zich heeft voorgesteld. Charietto levert een goed tafereel van den toestand, waarin het land verkeerde, toen de magt der Romeinen begon te verminderen in deze gewesten, en de sterkten, die in het verhaal Brinio eene hoofdrol spelen, niet langer, gelijk wij bl. 56 lezen, in zulk een aantal aanwezig noch met zulke talrijke bezettingen voorzien waren. Het zijn de tijden van juliaan den Afvallige, waarin wij hier worden verplaatst; de invallen der Saxers of Quaden en hunne tenonderbrenging door chariëtto leveren de stofse op tot het verhaal. De Dichter heeft hierbij partij getrokken van veel, wat de geschiedenis ons aangaande juliaan verhaalt, en, daarmede het hoofdonderwerp van zijn tafereel naauw verbindende, heeft hij er een onderhoudend en niet onbelangrijk geheel van gemaakt; en, schoon de handelende personen onze eigenlijke voorouders niet zijn, zoo is dit verhaal toch zeer geschikt, om ons de gesteldheid des lands en des volks in die dagen te doen kennen. Uit dit oogpunt beschouwd, beviel het tweede verhaal, de Saksische Weezen, Rec. niet minder. Dat is regt in den geest van het geheele werk. Het is eene eenvoudige schets, zonder veel intrigue; maar het lot der vorstelijke weezen boezemt den lezer toch genoegzaam belang in. Goed gelukt zijn vooral ook sommige plaatsen, waar de kinderen sprekende en handelende worden ingevoerd, en het geheele stuk wordt met genoegen gelezen. Het laatste verhaal is het uitvoerigste. Is het ook het beste? Het is zeker het meest romantische; het is vol leven en beweging. Amor, die uit de beide eerste verhalen, (als wij chariëtto's vroegere betrekking tot wanda uitzonderen) bijna geheel gebannen is, speelt hier eene groote rol, en Rec. zal niet ontkennen, dat de aandacht goed wordt bezig gehouden, en dat het verhaal zeker aan vele lezers het best van de drie zal bevallen. Maar beschouwen wij het in verband met den titel en de openlijk aangekondigde bedoeling | |
[pagina 268]
| |
van het geheele werk des Heeren van lennep, dan gelooft Rec., dat het hier geheel niet op zijne plaats is. Door den naam, dien dit stuk draagt, de Friezen te Rome, zoekt de Schrijver ons wel zand in de oogen te strooijen; maar moeijelijk zal hij kunnen ontkennen, dat het stuk met onze voorouders niets te maken heeft. Hij had forteman en occo even goed uit andere gewesten kunnen laten afstammen, en wij vinden hier niets, wat over de zeden en gewoonten, de leefwijze, de geschiedenis enz. van onze voorouders eenig licht verspreidt, of daarmede in eenig verband staat. Het stuk staat dus buiten betrekking tot het eigenlijke doel van het geheele werk. Op zichzelve beschouwd, kan het daarom toch, als verhaal of novelle, groote verdiensten bezitten, en zonder twijsel heeft het zeer goede brokken. Wat Rec. bij de lezing hinderde, was eene te levendige herinnering van den Talisman van w. scott, in het tooneel, waar de Joodsche geneesheer den gewonden Paus leo bezoekt. Het is eene aanmerking, meermalen op de stukken van van lennep gemaakt, dat zij hier en daar te zeer de groote bekendheid met den onovertroffen Schotschen Romanschrijver verraden, en dat de navolging van dezen wel eens al te zigtbaar wordt. Dat is ook hier, naar Recs. oordeel, van toepassing, en hij meent daartegen den bekwamen Schrijver te moeten waarschuwen. De trant van schrijven en verhalen van van lennep is genoegzaam bekend, en verloochent zich ook hier niet. Hij heeft eene groote gemakkelijkheid en losheid en schildert fiksch. Karakteristiek is onder anderen in het laatste verhaal het tooneel tusschen occo en den Joodschen handelaar. De stijl behoudt dezelfde natuurlijkheid, die echter wel eens in achteloosheid overgaat. Dat is jammer, maar misschien moeijelijk te veranderen voor iemand, als van lennep, wiens stijl door veel te schrijven reeds zekere vastheid heeft verkregen. Doch in allen gevalle mogen wij hem opmerkzaamheid daarop aanbevelen, en vooral dringend aanraden, om zich van onhollandsche woorden, gelijk bemerkingen (bl. 270), en uitdrukkingen, gelijk van iets jaloersch zijn (bl. 322) en zich op iets verwachten (bl. 301), te onthouden. Zijn voorbeeld zou hier kwaad doen. Ondanks deze aanmerkingen, heeft Rec. ook dit Deel met genoegen gelezen, en verlangt zeer de voortzetting van het | |
[pagina 269]
| |
werk. De Schrijver nadert nu de tijden, die meer belang inboezemen, en den Romandichter een vruchtbaarder veld ter bearbeiding opleveren. De Uitgever zorgt voor eene nette uitvoering van dit boek, dat zeker in vele handen zal komen. Geen leesgezelschap zal het ongelezen laten, en het verdient ook zijne eervolle plaats bij de uitspanningslectuur onzer dagen. |
|