Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeesboek over de beginselen der Sterrekunde, in verband met de wis- en natuurknndige Aardrijksbeschrijving; in den vorm van Gesprekken. Met Afbeeldingen. Iste Stukje. Te Delft, bij J. de Rooy. 1839. In kl. 8vo. 134 bl. f :-70.De ongenoemde Schrijver van dit werkje heeft het zamengesteld, in de meening, dat een zoodanig, ‘in hetwelk deze wetenschap in den vorm van gesprekken behandeld wordt, en waarin de zamensteller getracht heeft, alles op de eenvoudigste en duidelijkste manier voor te stellen; eene zoogenaamde volkssterrekunde, tot nog toe in onze taal ontbrak.’ Beide (zoo men niet zeggen wil, dat het eerste vrij overbodig is, daar de vorm van gesprekken toch wel zoo noodig niet is) kon de Schrijver vereenigd hebben gevonden in de Be- | |
[pagina 255]
| |
schouwing van het Heelal door den kundigen gleuns, uitgegeven te Groningen, bij oomkens, 1834; een geschrift, dat grondigheid met duidelijkheid vereenigt, en waarvan wij in der tijdGa naar voetnoot(*) een uitvoerig verslag gegeven hebben. Voor zoo verre wij uit dit eerste Stukje kunnen oordeelen, zal het pas genoemde door het onderhavige werkje niet worden verdrongen. Hier is het een en ander, wat dáár niet te vinden is, maar voor het doel ook veilig gemist kon, ja onzes inziens moest gemist worden. Wat heeft de leerling aan de vier eerste gesprekken, de geschiedenis der Sterrekunde behelzende? Bij de vermelding der verschillende ontdekkingen moeten, zal men voor den leerling geen Arabisch spreken, velerlei dingen worden gezegd en verklaard, die een bont voorkomen geven. Zoo moet men b.v. bij bradley verklaren, wat de Sterrekunde verstaat door aberratie van het licht. De leerlingen vragen dan ook als om strijd naar die uitlegging; maar de meester doet hen tot gelegener tijd geduld oefenen, daar alle die uitleggingen hem nu te ver zouden afleiden! Blijkt daaruit niet zonneklaar, en gevoelde de Schrijver het niet bij het opstellen, dat eene Sterrekunde voor leerlingen van 12-14 jaren (bladz. 1) met geene geschiedenis dier wetenschap behoorde te beginnen? Zelfs komt het ons voor, dat voor zulke kinderen de gansche wetenschap ongeschikt is. Wij weten wel, dat men tegenwoordig knapen van die jaren vindt, welke, overstelpt met kundigheden, vaak ten koste van groei en gezondheid des ligchaams, bezwijken onder den last hunner geleerdheid. Wij weten wel, dat hetgeen onze te vroeg gestorven vosmaer over die broeikasopvoeding zoo wijs als waar heeft gezegd, de stemme des roependen in de woestijn gebleven is, en dat men het ons als grove ketterij tegen het hedendaagsche onderwijzen zal aanrekenen; maar wij zeggen het niettemin: de Sterrekunde is geene wetenschap voor kinderen, en de teruggang der nachteveningen kan dàn eerst door het verschijnsel van den priktol verklaard worden, als de laatste reeds jaren vergeten is. De Sterrekunde vordert zekere geoefendheid van oordeel, zekere bedaardheid van nadenken, die zonder onnatuurlijke overspanning van de jeugd niet gevergd mag worden. Wij ten minste zijn nog zoo ouderwetsch in onze denkbeelden, dat wij het onzen kinderen geheel niet kwalijk nemen, wanneer zij mee- | |
[pagina 256]
| |
nen, dat de zon om de aarde loopt, of schromelijke onkunde aan den dag leggen ten aanzien van de kromme lijn eener komeetbaan. Waar vult men de hersenen onzer jeugd al niet mede! Reeds zien wij den tijd naderen, dat de tienjarige astronomist de elementen eener zoneclips berekent, en de kleine wijsgeer de onnoozele kindermeid uitlacht, die hem spreekt van kool en pruimboomen, terwijl hij naauwkeurig de dimensie kent, welke het pelvis behoort te hebben ad partuan, naturae ope terminandum. Zoodat wij kortaf zeggen willen, dat eene Kindersterrekunde ons in abstracto eene dwaasheid, een nutteloos en schadelijk ding dunkt. Het eerste Stukje der proeve, hetwelk voor ons ligt, is, uit den aanleg van het werkje, meestal wiskundige aardrijksbeschrijving. Voorts, als gezegd, een schepje geschiedenis der astronomie; een schepje geologie!! Wel ja, moet dan de jeugd niet weten, wat grondgebergten, overgangsgebergten, vlot-trappgebergten (?) zijn? |
|